Bron: <b>DUO</b><br />Vergelijkbare scholen: <b>basisscholen met een vergelijkbare schoolweging.</b><br /> <a href="https://achtergrondinformatie.vensters.nl/p/VenstersPO/6192449487635142" class="button button-link" target="_blank"><i class="fas fa-external-link-square-alt"></i> Achtergrondinformatie</a>">Bron
Het streefniveau is een hoger niveau dan het fundamenteel niveau. Het doel is dat zoveel mogelijk leerlingen eind groep acht het streefniveau bereiken. Op basis van de leerlingpopulatie op school wordt door de inspectie voor elke basisschool in Nederland apart bepaald hoeveel procent van de leerlingen het streefniveau moet halen. Dat percentage is de signaleringswaarde voor het streefniveau van de school.
Leerkrachten volgen dagelijks de ontwikkeling van de kinderen. Dit doen zij door observaties, door het bekijken van het gemaakte werk en door gesprekken met kinderen. Op die manier kunnen zij direct inspelen op wat kinderen nodig hebben.
Daarnaast volgen zij de kinderen met behulp van de methodetoetsen. Zo zien zij of de leerstof van een periode van drie tot vier weken wordt beheerst.
En tot slot worden de tussenresultaten gemeten met de leerlingvolgsysteemtoetsen die vanaf groep 3 twee keer per jaar worden afgenomen in januari en in mei/juni.
Om goed af te stemmen de onderwijsbehoeften van de kinderen werken we met een korte (dag/week), middellange (blok) en lange (LVS-toetsen) cyclus. Dit helpt de leerkrachten te zien wat de kinderen nodig hebben om tot leren te komen. Alle informatie die de leerkrachten verzamelen, wordt daarvoor gebruikt
De opbrengsten van ons onderwijs wordt door de leerkrachten besproken met de Intern Begeleider, die het op haar beurt bespreekt met de directeur. Tenslotte wordt er door de directeur en de Intern Begeleider verantwoording afgelegd aan het bestuur.
Tijdens deze besprekingen wordt altijd gekeken naar hoe we het onderwijs nog beter kunnen afstemmen.
Ambitieniveau
Voor de leerlingvolgsysteemtoetsen hebben we een ambitieniveau vastgesteld voor de te behalen streefniveaus. We streven ernaar dat 90% van de kinderen het niveau 1f haalt en 45% van de kinderen het niveau 2f/1s. Daarmee is onze ambitie hoger dan de ondergrens die de inspectie voor onze school stelt: 85% 1f en 42,5% 2f/1s.
Aan het eind van groep 7 wordt op basis van het leerlingvolgsysteem en observaties van de leerkracht een voorlopig advies voor het voortgezet onderwijs gegeven. Dit advies wordt door de leerkracht voorbesproken met de Intern Begeleider en daarna gedeeld met ouders en kind tijdens een adviesgesprek.
In groep 8 krijgen de kinderen tussen 10 en 31 januari het voorlopig schooladvies. Dit advies is gebaseerd op de resultaten uit groep 6, 7 en 8 en op inzet, motivatie en werkhouding.
In de eerste weken van februari wordt de 'doorstroomtoets' (voorheen eindtoets) afgenomen. De uitslag komt uiterlijk 15 maart bij de school binnen. Voor 24 maart krijgen de kinderen en hun ouders het definitieve schooladvies.
Als de uitslag van de doorstroomtoets hoger uitvalt dan het schooladvies, wordt het schooladvies bijgesteld. Alleen als het in het belang van het kind is, kan de school besluiten dit niet op te volgen. Elk definitief advies dat lager is dan het toetsadvies moet onderbouwd worden naar ouders en opgenomen worden in ParnasSys.Tussen 25 en 31 maart moeten alle kinderen worden aangemeld (door hun ouders) op de middelbare school van hun keuze.
Uiterlijk half mei krijgen de ouders bericht van plaatsing op de VO-school.
In groep 8 krijgt elke leerling van de basisschool een advies voor het voortgezet onderwijs dat past bij het niveau van deze leerling. De leerling stroomt vervolgens door naar het voortgezet onderwijs. In het derde jaar wordt gekeken welk niveau de leerling werkelijk heeft vergeleken met het niveau van het schooladvies. Dit wordt vertaald naar drie categorieën: boven, op en onder advies. Bijvoorbeeld: een leerling met schooladvies vmbo-b die in het derde jaar op het vmbo-k zit, zit boven advies. En een leerling met schooladvies havo/vwo die in het derde jaar op het havo zit, zit op advies. Wanneer deze leerling in het derde schooljaar op het vwo zit, zit hij/zij boven advies.
Kinderen die zich veilig voelen en met plezier naar school gaan, presteren beter.
Iedereen heeft de verantwoordelijkheid (één van de daltonkernwaarden) om bij te dragen aan een prettige omgeving. Dat verwachten we van iedere betrokkene bij de school.
De Inspectie van het Onderwijs onderzoekt minimaal één keer in de vier jaar het bestuur van een school. De inspectie kijkt dan of de kwaliteitszorg, de onderwijskwaliteit en de financiële zaken bij het schoolbestuur op orde zijn. Daarnaast bezoekt de inspectie een aantal scholen die bij het schoolbestuur horen en onderzoekt deze scholen nader. De gegevens van het laatste onderzoek van de inspectie zijn beschikbaar op de website van de onderwijsinspectie.