Bron: <b>DUO</b><br />Vergelijkbare scholen: <b>basisscholen met een vergelijkbare schoolweging.</b><br /> <a href="https://achtergrondinformatie.vensters.nl/p/VenstersPO/6192449487635142" class="button button-link" target="_blank"><i class="fas fa-external-link-square-alt"></i> Achtergrondinformatie</a>">Bron
Het streefniveau is een hoger niveau dan het fundamenteel niveau. Het doel is dat zoveel mogelijk leerlingen eind groep acht het streefniveau bereiken. Op basis van de leerlingpopulatie op school wordt door de inspectie voor elke basisschool in Nederland apart bepaald hoeveel procent van de leerlingen het streefniveau moet halen. Dat percentage is de signaleringswaarde voor het streefniveau van de school.
De school volgt de resultaten van de kinderen op drie manieren:
- Via methodegebonden toetsen, om de vorderingen van ieder kind te volgen. De leerkracht kijkt het getoetste werk na en zorgt voor administratie van relevante gegevens.
- Via formatieve toetsing. Bij het vak rekenen en het vak spelling maken wij gebruik van een vooruitcheck om de beginsituatie van het kind nader in kaart te brengen en het onderwijsaanbod beter af te stemmen. Aan het einde van het blok krijgen de kinderen de vooruitcheck weer terug en kunnen ze het geleerde toepassen door hun fouten te verbeteren.
- Via de niet-methodegebonden toetsen (onder andere Leerling in Beeld/Cito) en de observatie-instrumenten. Dit zijn landelijke toetsen waarmee we het resultaat van ons onderwijs vergelijken met het onderwijs in Nederland. De toetsen worden op vaste momenten in het schooljaar afgenomen, zodat er een goede vergelijking gemaakt kan worden. Er wordt na het afnemen van de toetsen en observaties bekeken welke kinderen in aanmerking komen voor extra begeleiding. Dat kunnen kinderen zijn die laag of juist zeer hoog gescoord hebben.
Vanaf het schooljaar 2023-2024 is de eindtoets veranderd naar de doorstroomtoets. Daarnaast is de procedure landelijk gewijzigd ten opzichte van voorgaande jaren. Basisschool De Sprong volgt hierbij de voorschriften van de regering. Deze worden hier verder uitgeschreven. De kinderen van groep 8 ontvangen in januari het voorlopige advies. Zij nemen daaropvolgend in februari deel aan de Doorstroomtoets van Dia. Na de doorstroomtoets, ontvangen de groep 8 leerlingen in maart het definitieve advies.
Als het gaat om het op waarde schatten van resultaten, dan zijn referentieniveaus belangrijk. Deze referentieniveaus beschrijven wat de kinderen aan het eind van de basisschool moeten kennen en kunnen. Op deze manier kunnen we als school passende doelen opstellen en ons onderwijs hierop afstemmen.Wij stellen hoge doelen in rekenen en taal. Onze ambitie op rekengebied is dat 100% van de kinderen uitstroomt op het fundamentele niveau (1F) en 60% op het streefniveau (1S). Wanneer een kind uitstroomt op PRO-niveau, behaalt het kind het 1F niveau op geconcretiseerde deelgebieden van rekenen. Op het gebied van taal verwachten we dat 100% van de kinderen uitstroomt op het fundamentele niveau (1F). Daarnaast verwachten we dat het aantal kinderen dat uitstroomt op 2F (fundamentele niveau eind vmbo) hoger is dan het gemiddelde van vergelijkbare scholen. Gezien onze populatie is dit een haalbare ambitie.
Scholen die het afgelopen schooljaar (2023-2024) werden gekozen zijn het Metameer Jenaplan in Boxmeer (48%), Elzendaalcollege Boxmeer (16%), Metameer Stevensbeek (2%), Udens College (2%), Park Neerbosch Nijmegen (2%).
Eindprofiel
In onze snel veranderende maatschappij ligt de nadruk steeds meer op het individu en op prestaties en vaardigheden die nodig zijn voor de toekomst. Op onze school zoeken we een goede balans hierin. Enerzijds komen we sterk tegemoet aan de ontwikkelingsbehoefte van het kind, zodat het kind zich optimaal kan ontwikkelen. Kinderen weten wat hun sterke en minder sterkte kanten zijn en durven en mogen verder ontwikkelen. Anderzijds laten we kinderen zien dat ze een onderdeel zijn van de samenleving. Samenwerken, verantwoordelijkheid en respectvol omgaan met de ander zijn belangrijke vaardigheden die ze zichzelf eigen hebben gemaakt. Doordat leerkrachten bewust werken vanuit de gezamenlijke visie, verlaten leerlingen de basisschool met de volgende vaardigheden en houding die ze zich eigen hebben gemaakt:
- Ze zijn intrinsiek gemotiveerd, hebben plezier in leren.
- Denken in kansen, staan open voor ontwikkelingen.
- Hebben vertrouwen in eigen kunnen.
- Hebben een goed zelfbeeld en zijn trots op wat zij hebben bereikt.
- Kunnen reflecteren op de eigen ontwikkeling en de volgende stap maken.
- Nemen initiatief tot het stellen van vragen wanneer dat nodig is.
- Kunnen regie en verantwoordelijkheid nemen over het eigen leerproces.
- Kunnen constructief samen werken en leren.
- Kunnen goed waarnemen en werken nauwkeurig.
- Durven fouten te maken en tonen doorzettingsvermogen.
- Gaan respectvol om met elkaar en de wereld om hen heen.
- Staan open voor disciplines rondom cultuur.
Toelichting op- en afstroompercentage
Hieronder kun je lezen wat het op- en afstroompercentage is naar aanleiding van het gegeven advies in groep 8. Wanneer een kind het advies mavo/havo krijgt en in leerjaar drie naar een havo klas gaat, heb je al te maken met opstroom. Andersom geldt ook dat wanneer een kind het advies mavo/havo krijgt en in leerjaar drie naar een mavo klas gaat, er al sprake is van afstroom.
In groep 8 krijgt elke leerling van de basisschool een advies voor het voortgezet onderwijs dat past bij het niveau van deze leerling. De leerling stroomt vervolgens door naar het voortgezet onderwijs. In het derde jaar wordt gekeken welk niveau de leerling werkelijk heeft vergeleken met het niveau van het schooladvies. Dit wordt vertaald naar drie categorieën: boven, op en onder advies. Bijvoorbeeld: een leerling met schooladvies vmbo-b die in het derde jaar op het vmbo-k zit, zit boven advies. En een leerling met schooladvies havo/vwo die in het derde jaar op het havo zit, zit op advies. Wanneer deze leerling in het derde schooljaar op het vwo zit, zit hij/zij boven advies.
Het sociaal-emotionele welbevinden van de kinderen heeft veel invloed op hun totale functioneren. Onze school besteedt daarom structureel en systematisch aandacht aan het sociaal-emotionele leren van de kinderen met behulp van burgerschap. Onze leerlingen moeten goed voor zichzelf kunnen zorgen en goed om kunnen gaan met de mensen en de wereld om hen heen (dichtbij en verder weg). School is een leer-leefgemeenschap waarin kinderen kennis kunnen opdoen op het gebied van kwalificatie, socialisatie en subjectiviteit (Biesta, 2012).
De Sprong vindt het belangrijk dat de school een veilige omgeving is. De schoolveiligheid monitoren wij één keer per jaar via een vragenlijst voor de kinderen. Daarnaast is dit een belangrijk onderdeel tijdens de kind-oudergesprekken. Wanneer blijkt dat het welbevinden of de veiligheid in gevaar is, zal de school hier actie op uitzetten. Het schoolveiligheidsbeleid en het stappenplan voor verbetering staan beschreven in het beleidsstuk 'Sociale veiligheid'. Tevens heeft onze school een meldcode 'Kindermishandeling'. Beide documenten zijn terug te vinden op de website van De Sprong. Binnen onze school hebben wij twee vertrouwenspersonen die ook gespecialiseerd zijn in het voorkomen van pesten.
Het inspectiekader is in 2021 geactualiseerd. Uitgangspunt blijft dat het bestuur verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het onderwijs op de scholen. Het bestuur zorgt voor de besturing van de onderwijskwaliteit en voor een goede organisatie en kwaliteitscultuur. Dat maakt dat leerlingen kunnen leren en zich kunnen ontwikkelen in een veilige omgeving. Ook het financieel beheer, waaronder financiële continuïteit, rechtmatigheid en doelmatigheid, is hiervan integraal onderdeel. Het bestuur zorgt ervoor dat het beleid wordt opgevolgd en weer bijgesteld (PDCA). De visie, ambities en doelen staan verwoord in het koersplan van Optimus. Optimus werkt bewust aan goed onderwijs en aan een lerende organisatie. Leren van wat is bereikt of uitgeprobeerd. En dit allemaal in een cyclisch proces, dat monitoring en planning vereist. Optimus zet gericht een aantal instrumenten in:
Schoolbezoek
Iedere school wordt gedurende het schooljaar een dag bezocht door het College van Bestuur van Optimus Onderwijs en het hoofd onderwijs en kwaliteit. De school reflecteert op haar eigen ontwikkeling en deelt relevante informatie (zoals analyse van de opbrengsten). Tijdens het schoolbezoek vinden gesprekken plaats met ouders, leerlingen (leerlingenraad), ib’er en directeur en het team. Het College van Bestuur reflecteert op de ontwikkeling van de school en geeft feedback. Van ieder schoolbezoek is een verslag beschikbaar.
Jaarplan
Iedere school evalueert aan het einde van het schooljaar het jaarplan, waarmee zij de basis legt voor de nieuwe planperiode. Het College van Bestuur geeft ieder jaar feedback op de jaarplannen van de scholen.
Interne audits
Alle scholen worden via een vastgestelde planning een keer in de drie jaar geaudit op de kwaliteitsaspecten van de onderwijsinspectie. Deze audits worden conform het vastgestelde beleidskader Interne audits Optimus uitgevoerd door een intern auditteam.
Tevredenheid en sociale veiligheidsonderzoeken.
Een keer in de twee jaar wordt onder personeelsleden, leerlingen en ouders de tevredenheid en de sociale veiligheid gemeten.
Ontwikkelgesprekken met de directeuren
Tenminste 1 maal per jaar voert het CvB met iedere directeur een ontwikkelgesprek. Tijdens dat gesprek staan de ontwikkeling van de directeur zelf (onderwijskundig en persoonlijk leiderschap) en de schoolontwikkeling centraal.