Bron: <b>DUO</b><br />Vergelijkbare scholen: <b>basisscholen met een vergelijkbare schoolweging.</b><br /> <a href="https://achtergrondinformatie.vensters.nl/p/VenstersPO/6192449487635142" class="button button-link" target="_blank"><i class="fas fa-external-link-square-alt"></i> Achtergrondinformatie</a>">Bron
Het streefniveau is een hoger niveau dan het fundamenteel niveau. Het doel is dat zoveel mogelijk leerlingen eind groep acht het streefniveau bereiken. Op basis van de leerlingpopulatie op school wordt door de inspectie voor elke basisschool in Nederland apart bepaald hoeveel procent van de leerlingen het streefniveau moet halen. Dat percentage is de signaleringswaarde voor het streefniveau van de school.
De ontwikkeling van zowel kleuter als lagere schoolkind wordt door hun leerkracht gedurende het schooljaar nauwgezet bijgehouden in het leerlingvolgsysteem. Vanaf augustus 2007 beschikt de school over een digitaal leerlingvolgsysteem. In het systeem worden observaties van het werk, beoordelingen van periodetoetsen en genormeerde toetsen verwerkt. Ook is er ruimte voor persoonlijke gegevens en aantekeningen voor het getuigschrift. Door goed te noteren welke stappen een kind maakt in zijn ontwikkeling, waar hiaten ontstaan, ontstaat een helder beeld van de ontwikkelingslijn van elk individueel kind. Aan de hand van deze gegevens wordt het mogelijk om een op maat gemaakt groepsplan of handelingsplan op te stellen, waarin kan worden aangegeven welke stappen kunnen worden gezet ter verbetering of oplossing van het probleem (extra hulp in de klas, instructie buiten de klas, onderzoek, eventueel therapieën, etc.).
Het beleid rondom testen en toetsen op onze school ziet er als volgt uit:
Kleuterschool
De kinderen worden continu gevolgd in hun ontwikkeling. In het leerlingvolgsysteem wordt de stand van zaken met betrekking tot de totale ontwikkeling van het denken, willen en voelen vanuit observatie in of buiten de klas genoteerd. De specifieke onderdelen worden individueel bekeken in of buiten de klas al dan niet door de zorggroep.
Bij de overgang naar klas 1 vindt het schoolrijpheidsonderzoek plaats. Dit onderzoek wordt individueel afgenomen door een ervaren leerkracht voor deze doelgroep. De resultaten worden besproken in de schoolrijpheidscommissie en vervolgens door de leraar met de ouders. De leraren maken gebruik van het dyslexieprotocol en het rekenprotocol, waarin het vroegtijdige signaleren van problemen centraal staat.
De oudste kleuters krijgen een genormeerde toets in januari. Verder heeft de zorggroep een aantal diagnostische toetsen tot haar beschikking om hiaten in kaart te brengen. Voor specifieke motorische screening wordt doorverwezen naar de kinderfysiotherapeut of de Cesartherapeut. Voor specifieke logopedische screening hebben we contact met de logopedist via de GGZ.
Lagere School
? Aan het eind van de eerste klas worden alle kinderen bekeken op de leervoorwaarden. Dit dient ervoor om vroegtijdig stoornissen die het leerproces kunnen belemmeren, op te sporen. Mochten er gegevens uitkomen die om extra aandacht vragen, dan zult u daarvan op de hoogte gesteld worden.
? Na elke periode wordt door de leraar getoetst of een kind de gestelde periodedoelen heeft bereikt. De resultaten worden vastgelegd in het Leerlingvolgsysteem.
? Op een aantal momenten gedurende de zes lagere schooljaren worden er genormeerde toetsen afgenomen. Deze toetsmomenten zijn opgenomen in een “Toetskalender”. Alle resultaten van de leerlingen worden verwerkt in het Leerlingvolgsysteem.
Tweemaal per schooljaar wordt in de zorggroep het Leerlingvolgsysteem samen met de betreffende leerkracht besproken.
Voor toelating op een school voor voortgezet onderwijs is naast het advies van de leerkracht een onafhankelijk onderzoek noodzakelijk. In de zesde klas krijgen de kinderen een onafhankelijk onderzoek. Binnen de stichting Pallas is voor de IEP-toets gekozen.
In groep 8 krijgt elke leerling een persoonlijk advies voor het voortgezet onderwijs. Het advies is voor het onderwijssoort dat past bij het niveau van de leerling. Leerprestaties, aanleg en ontwikkeling op de basisschool spelen hierbij een rol. Leerlingen krijgen eerst het voorlopige schooladvies en daarna volgt een toets. Heeft de leerling een hogere toetsuitslag dan het gegeven schooladvies? Dan stelt de school het advies bij, tenzij het in het belang is van de leerling om dit niet te doen.
In groep 8 krijgt elke leerling van de basisschool een advies voor het voortgezet onderwijs dat past bij het niveau van deze leerling. De leerling stroomt vervolgens door naar het voortgezet onderwijs. In het derde jaar wordt gekeken welk niveau de leerling werkelijk heeft vergeleken met het niveau van het schooladvies. Dit wordt vertaald naar drie categorieën: boven, op en onder advies. Bijvoorbeeld: een leerling met schooladvies vmbo-b die in het derde jaar op het vmbo-k zit, zit boven advies. En een leerling met schooladvies havo/vwo die in het derde jaar op het havo zit, zit op advies. Wanneer deze leerling in het derde schooljaar op het vwo zit, zit hij/zij boven advies.
De Inspectie van het Onderwijs onderzoekt minimaal één keer in de vier jaar het bestuur van een school. De inspectie kijkt dan of de kwaliteitszorg, de onderwijskwaliteit en de financiële zaken bij het schoolbestuur op orde zijn. Daarnaast bezoekt de inspectie een aantal scholen die bij het schoolbestuur horen en onderzoekt deze scholen nader. De gegevens van het laatste onderzoek van de inspectie zijn beschikbaar op de website van de onderwijsinspectie.