Welk anti-pestprogramma wordt gebruikt?
Als school doen we er veel aan om het voor ieder kind veilig te maken. We maken onderscheid in plagen en pesten:
Plagen: We zijn alert op plaagsituaties in en rond de school. Plagen speelt zich soms af op de grens van het aanvaardbare en kan makkelijk overgaan in ruzie of zelfs pesten. We besteden er in de lessen aandacht aan. Als plagen voortduurt, ondersteunen we de geplaagde leerling om het plagen te laten stoppen en spreken de plager aan op zijn of haar gedrag. Soms schakelen we een buddy in: een medeleerling die de geplaagde leerling helpt om het plagen te laten stoppen.
Structureel pesten: Wanneer kinderen herhaaldelijk pesten of gepest worden, noemen we dit structureel pesten. Structureel pesten kan ernstige en langdurige gevolgen hebben, zowel voor het slachtoffer als voor de persoon die pest. Hoewel we veel doen aan preventie kan er toch nog sprake zijn van pesten. Als er pestincidenten zijn, dan is het uiteraard zaak om eerst na te gaan of aan de preventieve kant wel voldoende wordt gedaan. Maar soms is er meer nodig. In de eerste plaats vragen we altijd aan andere leerlingen om te helpen en de gepeste leerling op positieve manier te betrekken.
Als er meer nodig is hanteren wij een aanpak van pesten die goed past bij de uitgangspunten van De Vreedzame School: de Oplossingsgerichte Pestaanpak (OPA).
In deze aanpak worden meestal de volgende stappen onderscheiden:
Stap 1: Gesprek met het gepeste kind. De leerkracht (of een ander teamlid van de school) praat met het gepeste kind over de situatie, vraagt of hij of zij hulp wil, en stelt met hem of haar de steungroep samen. Dit is een gemengde groep van zo’n 5 tot 8 medeleerlingen, waaronder leerlingen die het gepeste kind noemt als mogelijke helpers, maar ook de pester en meelopers of buitenstaanders, liefst ook een verdeling van jongens en meisjes. We vragen in dit gesprek aan de leerling of hij of zij wil dat de ouders op de hoogte zijn van de gesprekken. Als een externe of een andere volwassene (niet de eigen groepsleerkracht) binnen de school deze gesprekken gaat voeren, lichten we de ouders altijd in.
Stap 2: Gesprek met de steungroep. Hierbij is het gepeste kind niet aanwezig. In dit gesprek wordt de steungroep uitgenodigd om de gepeste medeleerling te gaan helpen. Ze worden uitgenodigd om met ideeën en voorstellen te komen, met als doel dat het pesten moet stoppen.
Stap 3: Tweede gesprek met het gepeste kind. Na ongeveer een week bespreekt de leerkracht hoe het nu gaat met het kind.
Stap 4: Tweede gesprek met de steungroep. Na ongeveer een week is er nog een gesprek met de steungroep, waarin ieder lid de gelegenheid krijgt om te praten over wat hij of zij heeft gedaan. Pestincidenten worden door de leerkracht altijd bij de anti-pestcoördinator van de school gemeld. De meldingen worden altijd besproken in de teamvergadering zodat het hele team op de hoogte is.