Bron: <b>DUO</b><br />Vergelijkbare scholen: <b>basisscholen met een vergelijkbare schoolweging.</b><br /> <a href="https://achtergrondinformatie.vensters.nl/p/VenstersPO/6192449487635142" class="button button-link" target="_blank"><i class="fas fa-external-link-square-alt"></i> Achtergrondinformatie</a>">Bron
Het streefniveau is een hoger niveau dan het fundamenteel niveau. Het doel is dat zoveel mogelijk leerlingen eind groep acht het streefniveau bereiken. Op basis van de leerlingpopulatie op school wordt door de inspectie voor elke basisschool in Nederland apart bepaald hoeveel procent van de leerlingen het streefniveau moet halen. Dat percentage is de signaleringswaarde voor het streefniveau van de school.
De vorderingen en de prestaties van de kinderen worden nauwgezet bijgehouden. Leerproblemen, leerachterstanden en achterstanden in de ontwikkeling, maar ook meer begaafdheid van kinderen kunnen daardoor tijdig ontdekt worden. In de groepen 1 en 2 gebeurt dit door dagelijkse observaties en de screening naar aanleiding van het dyslexieprotocol.
De kinderen die vanaf oktober t/m december instromen in groep 1 gaan aan het eind van het schooljaar in principe door naar groep 2. De school kan hiervan afwijken. Samen met de ouders wordt gekeken of deze overgang past bij de ontwikkeling van het kind.
Vanaf groep 3 ligt de nadruk op het beoordelen van het schriftelijke werk en het volgsysteem van de digitale verwerkingen. Bij de papieren opdrachten vindt de correctie van het dagelijkse werk enerzijds door de groepsleerkracht plaats, anderzijds wordt ook een beroep gedaan op de zelfstandigheid van de kinderen, door ze zelf hun werk na te laten kijken (zelfcorrectie). Het dagelijkse werk, de Cito-toetsen en toetsen van de methode, geven ons een beeld van het cognitieve niveau van uw kind. Al deze gegevens worden door de leerkracht bijgehouden in een leerlingvolgsysteem. Vanaf groep 3 zijn deze gegevens de basis voor het rapport.
Naast het volgen van de ontwikkelingen op de leergebieden, volgen we ook het welzijn en de sociaal-emotionele ontwikkelingen van uw kind nauwgezet. Dit doen we vooral door observaties en gesprekken met de kinderen, maar ook door het invullen van digitale systemen, waardoor er een objectiever beeld ontstaat. Vanaf groep 5 kunnen de kinderen voldoende op zichzelf reflecteren en vullen zij zelf vragenlijsten in. Zo krijgen de leerkrachten een goed beeld en kunnen zij gericht ondersteunen bij de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Toetsen leerlingvolgsysteem
Twee keer per jaar worden de toetsen van Leerling in beeld afgenomen, in januari-februari (midden-toetsen) en in juni (eindtoetsen). Dit zijn methodeonafhankelijke toetsen, dat wil zeggen dat zij niet gebonden zijn aan een lesmethode. Deze toetsen worden afgenomen voor de vakken (begrijpend) lezen, taalverzorging, spelling en rekenen.
Er wordt gekeken hoe de leerling scoort ten opzichte van het landelijk gemiddelde en natuurlijk wordt er gekeken hoe de leerling scoort ten opzichte van zijn/haar eigen resultaten op de toets daarvoor.
Eindtoets groep 8
In februari wordt in groep 8 de Doorstroomtoets van Leerling in beeld afgenomen. Met deze toets kunnen de leerlingen laten zien wat ze in acht jaar basisschool hebben geleerd. De Doorstroomtoets bestaat uit de onderdelen lezen, taal en rekenen en het onderdeel wereldoriëntatie.
De leerlingen van groep 8 verlaten aan het eind van het schooljaar onze school. Er is een vrij grote keuze voor vervolgonderwijs. Wij trachten de leerlingen en hun ouders bij die keuze te begeleiden. We geven voorlichting over de te volgen procedure en verstrekken informatie over de mogelijkheden.
De adviesprocedure ziet er als volgt uit: Eind groep 7 zijn er pre-adviesgesprekken waarbij een voorlopige indicatie wordt gegeven van het uitstroomniveau.
In januari wordt samen met de leerling en ouders bekeken of het advies nog passend is. In de eerste week van februari wordt de Cito doorstroomtoets afgenomen. Wanneer blijkt dat het advies vanuit deze toets hoger is dan de adviezen ervoor, is de school verplicht om het advies naar boven bij te stellen. Het bepalen van dit advies doen wij in samenspraak met de zorgcoördinator.
De onderstaande punten worden bij het bepalen van het advies meegenomen:
- Uitslagen van de toetsen van het leerlingvolgsysteem (CITO Leerling in beeld)
- Uitslagen methodegebonden toetsen
- Werkhouding in de klas
- Omgaan met huiswerk - Interesses/brede ontwikkeling van de leerling
In de loop van het schooljaar kunnen de kinderen van groep 8, verschillende vormen van Voortgezet Onderwijs bezoeken. Veel scholen voor Voortgezet Onderwijs houden in de loop van het jaar Open Huis. U wordt tijdig op de hoogte gesteld van de data.
Eind maart melden alle leerlingen zich tegelijk, met hun definitieve advies, aan op de middelbare school. Leerlingen die de overstap maken naar het voortgezet speciaal onderwijs (vso) kunnen zich al eerder met een voorlopig schooladvies aanmelden bij het vso.
In het kader van de nazorg, onderhoudt onze school contacten met de scholen voor Voortgezet Onderwijs. Eén maal per jaar is er een gesprek tussen brugklasleraar en de groepsleraar.
In groep 8 krijgt elke leerling van de basisschool een advies voor het voortgezet onderwijs dat past bij het niveau van deze leerling. De leerling stroomt vervolgens door naar het voortgezet onderwijs. In het derde jaar wordt gekeken welk niveau de leerling werkelijk heeft vergeleken met het niveau van het schooladvies. Dit wordt vertaald naar drie categorieën: boven, op en onder advies. Bijvoorbeeld: een leerling met schooladvies vmbo-b die in het derde jaar op het vmbo-k zit, zit boven advies. En een leerling met schooladvies havo/vwo die in het derde jaar op het havo zit, zit op advies. Wanneer deze leerling in het derde schooljaar op het vwo zit, zit hij/zij boven advies.
Het is belangrijk dat de kinderen op een goede manier met elkaar omgaan. Voor nu en voor later. In feite staan zelfredzaamheid en weerbaar maken van het kind ons in alle vak- en vormingsgebieden steeds voor ogen. Onder sociaal-emotionele ontwikkeling verstaan we de ontwikkeling van het gevoelsleven en het met anderen, in steeds groter verband, leren omgaan en samenleven. Deze vaardigheden stellen een mens in staat om als ‘totaal’-mens in de maatschappij te functioneren.
De Inspectie van het Onderwijs onderzoekt minimaal één keer in de vier jaar het bestuur van een school. De inspectie kijkt dan of de kwaliteitszorg, de onderwijskwaliteit en de financiële zaken bij het schoolbestuur op orde zijn. Daarnaast bezoekt de inspectie een aantal scholen die bij het schoolbestuur horen en onderzoekt deze scholen nader. De gegevens van het laatste onderzoek van de inspectie zijn beschikbaar op de website van de onderwijsinspectie.