Bron: <b>DUO</b><br />Vergelijkbare scholen: <b>basisscholen met een vergelijkbare schoolweging.</b><br /> <a href="https://achtergrondinformatie.vensters.nl/p/VenstersPO/6192449487635142" class="button button-link" target="_blank"><i class="fas fa-external-link-square-alt"></i> Achtergrondinformatie</a>">Bron
Het streefniveau is een hoger niveau dan het fundamenteel niveau. Het doel is dat zoveel mogelijk leerlingen eind groep acht het streefniveau bereiken. Op basis van de leerlingpopulatie op school wordt door de inspectie voor elke basisschool in Nederland apart bepaald hoeveel procent van de leerlingen het streefniveau moet halen. Dat percentage is de signaleringswaarde voor het streefniveau van de school.
Kinderen leren en ontwikkelen zich niet alleen op school. Ze leren thuis, op straat, op de club, op vakantie, enzovoort. Het leren is een permanent proces. Ouders en school hebben hierin een bijzondere taak en verantwoordelijkheid.
In de klas letten de leerkrachten goed op de ontwikkeling van uw kind. Wat zij zien bespreken zij regelmatig met de leerling en hun ouders . In de gesprekken die leerkrachten en ouders hebben, staat de optimale begeleiding van het kind steeds centraal. Ouders en school zijn elkaars partners met een aantal overlappende en verschillende verantwoordelijkheden.
De leerkrachten nemen in de klas regelmatig toetsen af en observeren de leerlingen in hun leerproces. De meeste toetsen komen voort uit de gebruikte lesmethode. Hierbij wordt getoetst of de recent behandelde stof door uw kind wordt beheerst.Tweemaal per jaar (voornamelijk in januari en juni) worden (met uitzondering van de groepen 1 en 2) Cito-toetsen voor het leerlingvolgsysteem afgenomen. Hierbij worden kennis en vaardigheden over een langere periode getoetst en wordt ook gekeken of leerlingen in staat zijn om opgedane kennis in andere situaties toe te passen. Bij de Citotoetsen wordt uw kind vergeleken met het gemiddelde kind in Nederland. Bij de methodegebonden toetsen gebeurt dat niet. De resultaten van uw kind worden besproken met de intern begeleider en centraal opgeslagen in het Cito-leerlingvolgsysteem. Vanzelfsprekend heeft u als ouder inzage in de door ons opgeslagen gegevens van uw kind. Wanneer in de bespreking tussen leerkracht en intern begeleider sprake is van zorg omtrent de ontwikkeling van uw kind, treden we met de ouders in overleg.
In groep 7 geven wij een "Schot voor de boeg". Een pre-advies over het verwachte uitstroomniveau. Met dat advies kunt u samen alvast scholen onderzoeken die passen bij het niveau van uw kind. In de maand oktober van groep 8 ontvangen de leerlingen een voorlopig advies en in maart het definitief eind-advies. Wij kijken daarvoor naar leerprestaties (van alle jaren), de ontwikkeling en werkhouding van de leerlingen en hun sociale contact. Bij de totstandkoming van de adviezen zijn zijn de leraren van de groepen 7 en 8 betrokken, de interne begeleider en de schoolleiding.
Communicatie over de adviezen vindt plaats tussen de leerkracht, de leerling en de ouders. Waar gewenst schuift de Interne begeleider aan bij het gesprek. De doorstroomtoets wordt afgenomen in februari waarna de adviezen nogmaals gecontroleerd en waar mogelijk bijgesteld worden. Ook dit is in overleg met de leerling en de ouders.
In groep 8 krijgt elke leerling van de basisschool een advies voor het voortgezet onderwijs dat past bij het niveau van deze leerling. De leerling stroomt vervolgens door naar het voortgezet onderwijs. In het derde jaar wordt gekeken welk niveau de leerling werkelijk heeft vergeleken met het niveau van het schooladvies. Dit wordt vertaald naar drie categorieën: boven, op en onder advies. Bijvoorbeeld: een leerling met schooladvies vmbo-b die in het derde jaar op het vmbo-k zit, zit boven advies. En een leerling met schooladvies havo/vwo die in het derde jaar op het havo zit, zit op advies. Wanneer deze leerling in het derde schooljaar op het vwo zit, zit hij/zij boven advies.
Welbevinden en betrokkenheid zijn twee graadmeters die aangeven of het kind in staat is om te profiteren van het onderwijsaanbod en zich te ontwikkelen.
Welbevinden
Welbevinden betekent dat het kind ‘zich thuis voelt’, ‘zichzelf kan zijn’ en zich emotioneel veilig voelt. Indicatoren hiervoor zijn spontaniteit, ontspannen zijn en plezier beleven met elkaar. Dit uit zich in opgewektheid, een levenslustige en vitale uitstraling, ontspannenheid en openheid en, last but not least, graag naar school gaan.Betrokkenheid
Betrokkenheid betekent dat een kind zich kan richten op een onderwerp, zich niet laat afleiden en een grote mate van doorzettingsvermogen toont. Concentratie is één van de duidelijkst waarneembare signalen van betrokkenheid. Een kind dat betrokken bezig is, richt de aandacht op een relatief beperkt gebied. Bij een hoge mate van betrokkenheid komt energie vrij en ervaart het kind een sterke voldoening. Wanneer energie vrij komt, is dit zichtbaar; het kind heeft plezier in het spel en ervaart voldoening.Een goed welbevinden en grote betrokkenheid zijn een goede graadmeter over welke sociaal vaardigheden een kind beschikt. Dat betekent onder andere dat het kind:
- makkelijk vriendschap kan sluiten
- ruzies en conflicten kan oplossen
- een ander kan helpen
- kan samenwerken
- zich kan aansluiten bij een groep
De Inspectie van het Onderwijs onderzoekt minimaal één keer in de vier jaar het bestuur van een school. De inspectie kijkt dan of de kwaliteitszorg, de onderwijskwaliteit en de financiële zaken bij het schoolbestuur op orde zijn. Daarnaast bezoekt de inspectie een aantal scholen die bij het schoolbestuur horen en onderzoekt deze scholen nader. De gegevens van het laatste onderzoek van de inspectie zijn beschikbaar op de website van de onderwijsinspectie.