Talentencampus Venlo Bao

Rijnbeekstraat 8 5913 GB Venlo

Schoolfoto van Talentencampus Venlo Bao

Resultaten eindtoets

Toelichting van de school

Schooljaar 2019-2020 is er vanwege de pandemie Covid-19 geen eindtoets afgenomen.

Welk percentage leerlingen behaalt het fundamentele niveau en welk percentage het streefniveau?

Let op: Voor de beoordelingen in het schooljaar 2023/2024 hanteert de inspectie naast de ongewijzigde signaleringswaarden zogenaamde correctiewaarden bij de beoordeling van de leerresultaten. Meer informatie is te vinden op de website van de inspectie.

Fundamenteel niveau

Het fundamenteel niveau is het niveau voor taal en rekenen dat zoveel mogelijk leerlingen aan het einde van de basisschool zou moeten beheersen. Dit wordt gemeten in groep acht met de eindtoets. De inspectie stelt dat minimaal 85% van alle leerlingen het basisniveau moet behalen. Deze 85% is de signaleringswaarde voor het fundamenteel niveau en dit is voor alle basisscholen in Nederland gelijk.

Bron

Streefniveau

Het streefniveau is een hoger niveau dan het fundamenteel niveau. Het doel is dat zoveel mogelijk leerlingen eind groep acht het streefniveau bereiken. Op basis van de leerlingpopulatie op school wordt door de inspectie voor elke basisschool in Nederland apart bepaald hoeveel procent van de leerlingen het streefniveau moet halen. Dat percentage is de signaleringswaarde voor het streefniveau van de school.

Bron

Hoe gebruikt deze school tussentijdse toetsen?

Toelichting van de school

Het nauwkeurig onderzoeken, bijhouden en beoordelen van de individuele vorderingen van leerlingen is erg belangrijk. Dit doen we aan de hand van de cyclus van het Handelingsgericht werken. Handelingsgerichtwerken is een cyclisch model van waarnemen van kinderen ( observeren),begrijpen, plannen en realiseren van zorg aan leerlingen. Bij handelingsgerichtwerken (HGW) maakt de leerkracht, voor een periode van 8 à 10 weken, een plan. Daarbij wordt vier keer per jaar de cyclus van HGW doorlopen met daarbij de volgende stappen:     

 Waarnemen        

1.  Verzamelen van gegevens, evalueren van vorig plan: 

2.  Signaleren van leerlingen met specifieke  onderwijsbehoeften middels observaties, kindgesprekken en ( methode gebonden)  resultaten.     

Begrijpen     

3.     Benoemen van de onderwijsbehoeften in het  groepsoverzicht.     

Plannen     

4.     Clusteren van leerlingen met een ongeveer gelijke onderwijsbehoeften. 

5.     Opstellen van een groepsplan.     

Realiseren     

6.     Uitvoeren van het groepsplan       

                   

Participatie leerlingen

In plaats van over leerlingen te praten, praten we met leerlingen. We betrekken ze actief bij de stappen die in de zorg gezet worden. De leerkracht gaat met de leerling in gesprek waardoor de leerling zich serieus genomen voelt en gemotiveerd is om actie ‘mee te doen’. Leerlingen kunnen de leerkracht rijke informatie verschaffen over wat goed gaat, wat minder goed gaat, wat ze willen leren en waar zij hulp ben begeleiding van de leerkracht of medeleerling ( maatje) bij nodig hebben. Wekelijks wordt hier bewust tijd voor ingepland tijdens de HGPD-tijd. Ook tijdens het werken met Blinq is er een reflectieweek ingepland waarin de leerkrachten kindgesprekken voert. 

Ouders zijn belangrijke partners.

Ook de ouders zijn belangrijke partners van de leerkracht en de school. Zij kennen hun kind als geen ander en kunnen de leerkracht en school waardevolle informatie verschaffen. Hiertoe is goede communicatie, afstemming en samenwerking met ouders belangrijk. Deze partnerschap is zichtbaar in de vele gesprekken die gevoerd worden, maar ook het invullen van een HGPD zal samen met de ouders gebeuren. 

Uitgaan van onderwijsbehoeften van de leerling.

Het afstemmen van het onderwijs met de onderwijsbehoeften van de leerlingen staat centraal. De onderwijsbehoeften van het kind zijn gericht op de ontwikkelingsmogelijkheden en de kansen voor het kind: Wat heeft dit kind de komende periode ( extra) nodig om bepaalde doelen te bereiken? De leerkracht zal dus in organisatie maar ook in aanpak en begeleiding zijn eigen handelenaanpassen aan de behoeften van het kind. Het bepalen van de onderwijsbehoeften van elk kind gebeurt twee keer per jaar, vlak voor de analyse gesprekken. In het groepsoverzicht benoemt leerkracht de cognitieve resultaten van de leerling ( methode gebonden en CITO), maar ook de kindkenmerken, de instructiebehoefte en de begeleidingsstijl die het kind nodig heeft. Door deze onderdelen te combineren gaan we doelen stellen voor het kind.Dit zijn didactische doelen maar ook pedagogische doelen. 

Het clusteren van leerlingen

Aan de hand van de onderwijsbehoeften van elk kind, worden de kinderen geclusterd in verschillende leerformaties. Het clusteren van leerlingen is een belangrijk aandachtspunt in de cyclus van handelingsgericht werken. Tijdens de leerlingenbesprekingen en analysegesprekken bespreken de intern begeleider en de leerkracht(en) welke leerlingen het beste geclusterd kunnen worden en welke maatregelen voor het klassenmanagement daarvoor nodig zijn. Deze clustering wordt geplaatst in het format van de leerformaties waarin het IGDI- model is gekoppeld aan de coöperatieve werkvormen. De clustering die de leerkracht maakt is flexibel: niet altijd voor elke activiteit.

Na het doorlopen van de cyclus wordt tijdens de leerlingbespreking of analysegesprekken de clustering van leerlingen opnieuw kritisch bekeken en zonodig heroverwogen:·        

Zijn de pedagogische doelen behaald? Denk hierbij aan sociaal- emotionele ontwikkeling, zelfstandigheid, taakaanpak, motivatie etc.·        

Wat zijn de leerling resultaten/ de didactische doelen? Heeft de plek in de leerformatie de ontwikkeling opgeleverd die verwacht mocht worden.·        

Leren de leerlingen in een groepje van en met elkaar. Dit laatste is heel belangrijk om te voorkomen dat er toch langdurig homogeen groeperen van leerlingen gaat ontstaan en leerlingen wordt ‘ontnomen’ te leren van de betere leerling. Vooral bij fase 1 en 2 van het IGDI model moet de heterogeniteit maximaal zijn. Fase 3 en 4 moeten ook heterogeen zijn, maar er is minder sprake van maximale heterogeniteit. Maar de groepen moeten wel heterogeen zijn omdat de kinderen juist bij deze fases veel van en met elkaar leren. Bij fase 5 wordt er rekening gehouden met de verschillen tussen leerlingen; kinderen krijgen verrijkingsstof of juist een makkelijkere verwerking omdat het zelfstandig verwerken van het les doel niet haalbaar is voor deze kinderen. Het clusteren van leerlingen kan binnen de groep plaatsvinden maar ook klassenoverstijgend. Dat is juist ons doel van het werken in leerformaties. Dit is het zogenaamde verticale arrangeren.

Wanneer de leerlingen met vergelijkbare onderwijsbehoeften zijn geclusterd maakt de leerkracht een passend plan, het groepsplan. Het groepsplan is in essentie het resultaat van de eerder doorlopen stappen. Dit groepsplan biedt, naast het aanbieden van re- teaching, de mogelijkheid om proactief te reageren. Doordat in het plan staat welke onderwijsbehoeften een kind heeft, wordt er ook voorgekozen om kinderen te clusteren als het les doel moeilijk zal zijn voor een groep kinderen. Deze kinderen krijgen dan preventief een verlengd instructie. Het groepsplan en de daaraan gekoppelde organisatie biedt niet alleen kansen voor kinderen met een leerachterstand. Ook kinderen met een leer- en ontwikkelingsvoorsprong of kinderen met een eigen leerstijl krijgen zo meer onderwijs op maat. Ze hebben bijv. meer behoefte aan extra uitdaging of verdieping van de leerstof. Onze leerformaties geven ook deze kinderen de kans om zich te ontwikkelen. 

Het groepsplan

Een groepsplan omvat een beschrijving van het onderwijsaanbod voor een bepaalde periode. Hierin staat beschreven op welke manier de leerkracht omgaat met de verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen in de groep. Het groepsplan richt zich dus op het aanbod van alle leerlingen van de groep. Een groepsplan is doelgericht met hoge verwachtingen ten aanzien van alle leerlingen om te komen tot betere resultaten. Doelen worden gekoppeld aan verwachte uitstroom van leerlingen. Deze staan omschreven in leerroutes. 

 Individuele handelingsplannen binnen HGWA

ls de zorg die tijdens de leerformaties wordt geboden niet toereikend is, krijgt een kind een individueel handelingsplan. In een gesprek met de intern begeleider zullen er lange en korte termijndoelen geformuleerd worden en hier aanpakken aan gekoppeld worden. Naast de aanpakken die dit kind krijgt in de leerformaties, krijgt het kind ook extra hulp tijdens de HGPD- tijd. Deze lange en korte termijndoelen en de daaraan gekoppelde acties worden in een individueel formulier beschreven. Mocht uw kind een individueel HGPD hebben dan wordt u dit bij de start van het schooljaar gevraagd dit te ondertekenen. 

Individuele handelingsplannen binnen ondersteuningsniveau 3

Als de ondersteuningsbehoeften rondom de ontwikkeling van het kind complexer worden en er externe expertise noodzakelijk is, wordt voor dit kind weer een HPGD ingevuld. In dit HGPD worden alle kindkenmerken uitgebreid omschreven ( leren, gedrag, lichamelijk, leerkracht,groep, school, gezin, vrije tijd, zorg). Door op deze brede manier naar het kind en zijn omgeving te kijken wordt gezocht naar kansen waardoor de ontwikkeling van het kind gestimuleerd wordt. In een gesprek met een externe instantie ( bijv. BCO) wordt gezocht naar doelen en aanpakken om de ontwikkeling van het kind te stimuleren. Mochten deze aanpakken niet leiden tot het behalen van de gestelde doelen, kan er gekozen worden voor een onderzoek waarin onderzocht wordt wat de reden zou kunnen zijn waardoor het niet lukt. Uit het onderzoek komen handelingsvoorstellen en tips om het kind tot ontwikkeling te brengen. Uit het onderzoek kan ook blijken dat er behoefte is aan gespecialiseerde ondersteuning ( ambulante begeleiding) of verwijzing naar het SBO/ SO. 

Daarnaast gebruiken wij ook nog toetsen die bij de gehanteerde onderwijsmethode horen.  Om de sociaal-emotionele ontwikkeling goed te volgen werken met het volgsysteem SCOL. Alle leerkrachten vullen 2 keer per schooljaar deze lijsten in. Kinderen vanaf groep 6 vullen ook vragenlijsten in en zo volgen we de sociaal-emotionele ontwikkeling van uw kind. De resultaten van deze vragenlijsten bespreken we met de ouders tijdens de oudergesprekken van november en juni. In deze gesprekken kunnen we de zienswijze van ouders ook nog meenemen over de sociale ontwikkeling van hun kind. Mochten ouders en school zorgen delen dan zou dit kunnen betekenen dat we in de groep of in een klein groepje deze kinderen extra gaan begeleiden.   

Specifiek voor 4- jarigen

Als uw kind in bijv. december 4 jaar wordt, krijgen we veel vragen van ouders over de lengte van de kleuterperiode. We hanteren voor deze kinderen dezelfde manier van waarnemen, begrijpen, plannen en uitvoeren dan voor elk ander kind op school. Door goed naar de kinderen te kijken en in gesprek te gaan met de ouders, proberen we in te schatten hoe lang de kleuterperiode van elk kind moet zijn. Het kan dus betekenen dat een kind dat jarig is in december 2 ½  jaar bij groep 1/ 2 is, maar het kan ook zijn dat 1 ½ jaar voldoende is. Over deze beslissing kunnen we (school samen met ouders) de hele kleuterperiode nadenken. Een ontwikkeling van jonge kinderen verloopt met sprongen. Een ontwikkelingssprong kan grote gevolgen hebben over de inschatting die we samen maken over welke groep het beste is. Om de didactische voortgang van elk kind heel precies en systematisch bij te houden gebruikt de school een leerlingvolgsysteem. Voor de groepen 1 en 2 wordt de ontwikkeling  gevolgd middels het volgsysteem Kijk!.

Welk schooladvies kregen de leerlingen van deze school?

Toelichting van de school

Ieder schooljaar vindt er medio oktober een ouderavond plaats voor alle ouders van de leerlingen van groep 7 en 8. Tijdens deze avond wordt uitgelegd wat de procedure is om te komen tot een schooladvies. Het tweede gedeelte van die avond bestaat uit voorlichtingen van medewerkers van de verschillende VO scholen in de regio. 

Het definitieve schooladvies komt als volgt tot stand:
Leerlingen worden de hele schoolloopbaan gevolgd middels toetsen (methode gebonden en niet methode gebonden CITO), observaties en gesprekken.? Op basis van deze gegevens wordt het uitstroomperspectief besproken met ouders. ?Begin februari zal de landelijke doorstroomtoets afgenomen worden. Alle leerlingen met een IQ van minimaal 75 nemen hieraan deel. Deze toets resulteert in een advies. ?Indien dit hoger is dan het schooladvies volgt er een gesprek tussen ouders en school. ?
Het definitieve schooladvies volgt medio maart.


Ouders verkennen gedurende het schooljaar met hun kind de VO-scholen, bespreken dit samen, nemen een beslissing en melden hun kind aan.

Weergave Schooladvies

Bron

Zitten de oud-leerlingen van deze school in het voortgezet onderwijs boven, op of onder hun schooladvies?

In groep 8 krijgt elke leerling van de basisschool een advies voor het voortgezet onderwijs dat past bij het niveau van deze leerling. De leerling stroomt vervolgens door naar het voortgezet onderwijs. In het derde jaar wordt gekeken welk niveau de leerling werkelijk heeft vergeleken met het niveau van het schooladvies. Dit wordt vertaald naar drie categorieën: boven, op en onder advies. Bijvoorbeeld: een leerling met schooladvies vmbo-b die in het derde jaar op het vmbo-k zit, zit boven advies. En een leerling met schooladvies havo/vwo die in het derde jaar op het havo zit, zit op advies. Wanneer deze leerling in het derde schooljaar op het vwo zit, zit hij/zij boven advies.
In het derde jaar

Bron

Sociale ontwikkeling

Hoe denkt deze school over sociale ontwikkeling?

Kinderen en medewerkers ontwikkelen zich het beste in een veilige omgeving. Een goede pedagogische grondhouding is hierbij van groot belang. Onze opdracht: Samen werken aan een veilige omgeving waarin wij als betrouwbare volwassenen een betekenisvol onderwijsaanbod aanbieden waarin de leerling zichzelf steeds competenter kan gaan voelen. Medewerkers van Talentencampus Venlo zien de leerlingen als opgroeiende mensen die leren om zich van hun mogelijkheden en talenten bewust te worden. Ook als er beperkingen zijn. Beide kanten van de ontwikkeling vragen aandacht: ruim gebruik maken van en inzetten op de kracht van elk kind en zo nodig het  kind leren om met eventuele beperkingen om te gaan, in samenspel met anderen (groot en klein). Een dergelijke vruchtbare afstemming op mogelijkheden en beperkingen vraagt om inzicht in didactische mogelijkheden, in de  leermogelijkheden van elke leerling in bredere zin. En vraagt daarnaast om een fundament van opvattingen over pedagogisch handelen, inzicht in gedrag van kinderen en kennis en vaardigheden t.a.v. de passende interventies en dat alles geconcretiseerd in een schooleigen stijl. Voor alle leerlingen in de TCV gaan we uit van de beginselen van  positieve pedagogiek: met vertrouwen aansluiten bij mogelijkheden, interesses en talenten in de leerling, acceptatie van de leerling, acceptatie van verschillen tussen leerlingen, het betrekken van de leerling bij het eigen leerproces, ondersteuning van zijn gedrag waar nodig. We herkennen en bevestigen gedrag dat bijdraagt aan de eigen ontwikkeling van de leerling en aan de sfeer in de groep. We corrigeren en waar nodig grenzen gedrag af dat niet bijdraagt aan de eigen ontwikkeling of die van anderen. We doen dat op een opbouwende manier, rekening houdend met achtergronden en mogelijkheden van de leerling. Voor en met elke leerling en in samenwerking met ouders werken we toe naar een zo groot mogelijk zelfsturend vermogen, gebaseerd op kennis, vaardigheden en inzicht een positief zelfbeelden zelfvertrouwen. Onderwijs in dienst van de toekomst van het kind.

Kernwaarden uit de visie op sociale ontwikkeling

  • Sociale integratie
  • Veiligheid
  • Talentontwikkeling

Wat zegt de inspectie over de school?

Toelichting van de school

In september 2017 hebben we bezoek gehad van de inspectie. Het rapport van de bevindingen vindt u in de bijlage.

Terug naar boven