Bron: <b>DUO</b><br />Vergelijkbare instellingen: <b>alle instellingen in het basisonderwijs met een vergelijkbare schoolweging en leerlingenaantal</b><br /> <a href="https://encyclopedie.vensters.nl/indicator_po/3418f8d2-188d-490e-88d6-436f8aba8b8a" class="button button-link" target="_blank"><i class="fas fa-external-link-square-alt"></i> Achtergrondinformatie</a>">Bron
Binnen de school wordt het onderwijs aan de kinderen verzorgd in leerpleinen. Er is een leerplein onderbouw, middenbouw en bovenbouw. Ieder leerplein wordt dagelijks begeleid door twee leerkrachten. Hierbij zullen de instructiemomenten door de medewerkers van het leerplein verdeeld worden (in kleine groepjes), waardoor we meer aan de onderwijsbehoeften van de leerling tegemoet kunnen komen.
Op termijn zal mogelijk het gebouw aangepast worden, om dit type onderwijs nog beter uit te kunnen voeren.
Bij de kleuters wordt thematisch gewerkt. Binnen het thema wordt een beredeneerd aanbod samengesteld, bestaande uit zowel spel,- als andere activiteiten. Kleuters willen graag ontdekken en leren. De onderwijsassistent of leerkracht verricht extra begeleiding en stimuleert de (mondelinge) taalontwikkeling bij de “VVE-kinderen” voorafgaand aan thema’s en projecten. Zo voelen de kinderen zich sterker en zijn ze beter voorbereid op hetgeen in de kleutergroepen wordt aangeboden. Een speerpunt is de actieve betrokkenheid van de ouders.
Het is belangrijk dat kinderen veel en gevarieerd bewegen. Naast het buiten spelen hebben we hiervoor het speellokaal beschikbaar. Kleuters spelen 's morgens en 's middags buiten of binnen, afhankelijk van het weer. Expressieactiviteiten behoren tot het dagelijkse programma.
Het lesaanbod van groep 3 t/m 8 bestaat deels uit een methodisch aanbod, voor rekenen, (Engelse) taal en verkeer. De zaakvakken en kunstzinnige en creatieve vorming worden thematisch aangeboden, middels IPC. De thema's zijn gekoppeld aan de thema's vanuit de methode 'Veilig Leren Lezen' (groep 3) en de taalmethode 'Staal' (groep 4 t/m 8).
De uren in de tabel zijn een richtlijn. Per jaar of deel van het jaar kan de verdeling worden aangepast, al naar gelang de onderwijsbehoefte van de groep.
Passend Onderwijs Noord-Limburg
Passend Onderwijs is op 1 augustus 2014 in werking getreden. Passend onderwijs betekent dat het onderwijs voor iedere leerling passend is bij zijn of haar onderwijsbehoefte en mogelijkheden. Goed onderwijs vormt hiervoor de basis. Het fundament is basisondersteuning binnen het reguliere basisonderwijs
De basisondersteuning voor alle leerlingen in ons samenwerkingsverband bestaat uit extra ondersteuning voor leerlingen:
- die niet goed kunnen lezen (dyslexie)
- die niet goed kunnen rekenen (dyscalculie)
- met een lagere intelligentie dan gemiddeld
- met een hogere intelligentie dan gemiddeld
- met een hulpvraag op het gebied van gedrag (lichte mate)
Dit betekent op schoolniveau:
- begeleiding van leerkrachten, zodat zij de leerlingen zo goed mogelijk kunnen helpen in de klas
- duidelijke afspraken over de veiligheid op school
- duidelijke afspraken met gemeenten wat betreft jeugdzorg
- duidelijke afspraken over medische handelingen op school
De basisondersteuning staat beschreven in het school-ondersteunings-profiel (SOP) van de school. Voor onze school betekent dat:
- Kinderen met (kenmerken van) dyslexie en dyscalculie begeleiden volgens ons protocol;
- Kinderen met (kenmerken van) meer- en hoogbegaafdheid begeleiden volgens ons beleid;
- Voor kinderen die een andere leerlijn (niveau 3) volgen wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld;
- Voor een veilig sociaal klimaat: werken volgens het nieuwe anti-pestprotocol.
Per gesignaleerd kind worden de individuele behoefte in kaart gebracht, samen met de ouders. Daarna worden de mogelijke aanpassingen besproken.
Naast de basisondersteuning kent het samenwerkingsverband vormen van lichte en zware ondersteuning.
Basisondersteuning
Niveau 1: Groepsplan/handelingsplan onder verantwoording van de leerkracht
Niveau 2: Handelingsplan met ondersteuning van interne begeleiding, waarbij een beroep gedaan kan worden op de regulier beschikbare middelen.
Lichte ondersteuning
Niveau 3: Arrangementen (inclusief eventuele extra ondersteunings- middelen/expertise S(B)O) op de eigen school en/of in combinatie met andere scholen.
Niveau 4: Plaatsing in het Speciaal Basis Onderwijs
Zware ondersteuning
Niveau 5: Plaatsing in het Speciaal OnderwijsSamenwerking met ouders
Ouders zijn per definitie partner van de school bij signalering van speciale vragen van kind en leerkracht. Ouders en school gaan samen op zoek naar antwoorden en oplossingen. Indien nodig wordt er voor het kind een ontwikkelingsperspectief opgesteld waarin concrete doelen en activiteiten staan en het perspectief wordt geschetst voor het vervolgonderwijs na de basisschool.Aanmelding lichte en zware ondersteuning
Toekenning van extra ondersteuning (niveau 3) wordt betaald uit gelden van passend onderwijs Noord-Limburg en loopt via het Bovenschools Ondersteuningsloket. Aanmelding gebeurt in principe door de school, liefst in goed overleg tussen ouders en school.
Als extra ondersteuning op de basisschool (niveau 3) ontoereikend wordt geacht kan het ondersteuningsloket een toelaatbaarheidsverklaring afgeven voor:
- Het speciaal basisonderwijs (niveau 4)
- Het speciaal onderwijs (niveau 5)
cluster 3: Zeer moeilijk lerende kinderen en/of Langdurig zieke kinderen
cluster 4: Kinderen met hulpvragen op het gebied van gedragDeze toelaatbaarheidsverklaringen hebben altijd een tijdelijk karakter. Na de afgesproken termijn zal opnieuw bij het ondersteuningsloket afgewogen worden of er sprake is van herindicatie dan wel overstap naar een andere vorm van onderwijs. Ouders worden te allen tijde hierbij betrokken.
Sociale vaardigheidstraining
Binnen het samenwerkingsverband Bergen-Gennep-Mook hebben de basisscholen en de school voor speciaal basisonderwijs de mogelijkheid om kinderen aan te melden voor sociale vaardigheidstraining. Tijdens 10 bijeenkomsten op de Piramide leren de kinderen in een veilige oefensituatie vaardigheden zoals:
- luisteren naar elkaar
- vragen stellen aan kinderen en volwassenen
- ontspannen in moeilijke situaties
- zeggen hoe je je voelt
- zeggen wat je niet prettig vindt
Op een aantal scholen wordt ook door de eigen leerkrachten deze training verzorgd.
Dyslexie
De basisscholen binnen Gennep, Bergen, Mook hebben onderstaande gedragslijn m.b.t. dyslexie-verklaringen opgesteld. Dyslexie is een bekend en erkend probleem. De basisscholen en de scholen voor voortgezet onderwijs stemmen het onderwijs af op de specifieke behoeften van kinderen met lees- en spellingsproblemen. Regelmatig komt daarbij de ‘dyslexieverklaring’ ter sprake. Een dergelijke verklaring heeft betekenis voor het kind, de ouders en het voortgezet onderwijs. Voor onze basisscholen heeft de dyslexieverklaring minder betekenis bij de gerichte aanpak van dyslexie en de daarmee samenhangende problemen. Onze gedragslijn is:
- Kinderen met kenmerken van dyslexie krijgen altijd een specifieke aanpak;
- Dyslexieonderzoek wordt alleen gedaan als er handelingsverlegenheid bij de school is en wordt aangevraagd bij de gemeente;
- Indien er geen handelingsverlegenheid is en ouders zelf een dyslexieverklaring wensen, dan dienen zij dat zelf te bekostigen.
Voor een kind met dyslexie kan een vergoeding voor extra begeleiding worden aangevraagd bij de gemeente.
Kinderen met een speciale handicap
De integratie van kinderen met een handicap past binnen onze visie op een gezonde samenleving, waarin omgaan met verschillen en acceptatie van anders-zijn een belangrijke plaats innemen. Bij de aanname van kinderen met een speciale handicap hanteren we de volgende uitgangspunten:
- Het betreffende kind en zijn of haar klasgenoten moeten zich sociaal, emotioneel en onderwijskundig op hun plaats voelen.
- De leerkracht moet in staat zijn deze kinderen de juiste begeleiding te geven. Dit kan betekenen dat er hiervoor extra middelen en voorzieningen nodig zijn.
- Er is goed overleg met ouders en andere betrokkenen.
Onderwijs aan zieke kinderen
Het is de wettelijke plicht om voor elk kind van onze school, ook als hij/zij ziek is of in een ziekenhuis ligt, te zorgen voor goed onderwijs, aangepast aan de mogelijkheden van kind en school. Daarnaast vinden wij het minstens zo belangrijk dat het kind in deze situatie contact blijft houden met de klasgenoten en de leerkracht c.q. mentor. Het kind moet weten en ervaren dat hij/zij ook dan meetelt en erbij hoort. Wanneer een kind ziek is, moet dit direct bij de school gemeld worden. Indien een kind langere tijd niet naar school kan komen, wordt samen met de ouder(s)/verzorger(s) overlegd hoe we het onderwijs, rekening houdend met de ziekte, kunnen voortzetten. Hierbij kunnen we gebruik maken van de mogelijkheden en voorzieningen die wij op onze school getroffen hebben. Eventueel kan ook een ‘consulent onderwijsondersteuning zieke leerlingen’ worden ingeschakeld bij het opstellen van een zorgplan. Kinderen die opgenomen zijn in een academisch ziekenhuis, worden door de consulenten van de educatieve voorziening van dat ziekenhuis ondersteund, echter onder verantwoordelijkheid van de school. Voor alle andere kinderen betreft het de consulenten van de onderwijsbegeleidingsdienst. Als u meer wilt weten over onderwijs aan zieke kinderen dan kunt u informatie vinden op de website van Ziezon, het landelijke netwerk, www.ziezon.nl.Toekomstig aanbod aan extra ondersteuning
De school is in ontwikkeling om het pedagogisch en didactisch aanbod binnen de leerpleinen verder te versterken, zoals vastgelegd in het schoolplan (20-24) en het jaarplan (23-24).
Vanuit de gedachte dat de basis goed moet zijn is er binnen de school aandacht voor het jonge kind. Deze aandacht is vooral gericht op het versterken van de sociale vaardigheden, de voorwaarden voor taal en rekenen en de werkhouding: het kunnen maken van eigen keuzes en zelfstandig uitvoeren van opdrachten. Naast het aanbieden van een goed aanbod volgens gedegen opgezette leerlijnen is het natuurlijk van belang dat het kind vooral ook kan blijven spelen.
Het VVE aanbod is gericht op het bieden van ontwikkelkansen voor het kind en een grotere kans op het succesvol starten in groep 3. Door een nauwe samenwerking van de OKI en het consultatiebureau wordt ook al op heel jonge leeftijd gekeken naar mogelijke risico’s voor de ontwikkeling. Er kan dan ook snel, in overleg met de ouders, adequate hulp geboden.