Montessori Schiedam

Kwaliteitszorg en schoolplan

• Welke doelen staan in het schoolplan?

  Welke doelen staan in het schoolplan?

  In Montessori Schiedam wordt door leraren (vooral) individueel onderwijs in werklessen verzorgd. 

  Voor het monitoren van de onderwijskwaliteit worden Boom-toetsen gebruikt.

  Burgerschap wordt beschreven op de kwaliteitskaart Samenwerkende en veilige cultuur.

  Veranderthema's in de aankomende tijd liggen op de vakgebieden:

  • Nederlands, waarin taal en lezen;
  • Rekenen & wiskunde
  • Kosmische educatie
  • Digitale geletterdheid, waarin informatieverwerving en -verwerking;

   

  Sluiten

• Hoe bereikt de school de doelen?

  Hoe bereikt de school de doelen?

  Wij verwijzen voor een uitgebreide beschrijving van onze kwaliteitszorg naar de desbetreffende kwaliteitskaart. 

  Montessori Schiedam beoogt een lerende organisatie te zijn. Het kenmerk van een lerende organisatie is, dat deze zich voortdurend aan het aanpassen is om in een zich veranderende context de gestelde doelen te (blijven) bereiken. Leren wordt in Montessori Schiedam gedaan met behulp van het instrument De Leercirkel waardoor dit gestructureerd kan plaatsvinden. De Leercirkel verdeelt het leerproces in zes verschillende fasen. Leren begint en eindigt altijd bij de eigen uitvoeringspraktijk (Performance) en helpt het team de verschillende fasen in het leerproces bewust te doorlopen. 

  • Performance: Ieder leerproces van professionals hoort te starten bij het werk van die professionals, dus bij het doen. De gemeenschappelijke uitvoeringspraktijk is het uitgangspunt en het eindpunt van het leren. In deze praktijk ontstaat de behoefte de praktijk te verbeteren: De leervraag. In deze fase vertellen teamleden aan elkaar welke processen met welke materialen worden ingezet. Ook worden de vooraf gestelde doelen, of impliciete doelen benoemd.  
  • Data verzamelen: Om te kunnen reflecteren, zijn data nodig; waarnemingen van de praktijk. Data kunnen toetsresultaten zijn, maar ook directe waarnemingen (observaties of videoregistraties) van het leerproces. Gevoelens over de praktijk kunnen tevens waardevolle data zijn. Eerst wordt in kaart gebracht welke gegevens al voor handen zijn en dan welke gegevens nog nodig zijn om goed verder te kunnen naar de volgende fase. In deze fase worden gevoelens over de effectiviteit, harde en minder harde data met elkaar gedeeld. Teamleden geven ook aan of zij in staat zijn de te volgen procedures ook daadwerkelijk uit te voeren: Doet elk teamlid in de praktijk wat het collectief denkt dat er gedaan wordt? Belemmeringen en afwijkingen worden besproken. Voorafgaand aan deze fase hebben teamleden de noodzakelijke data verzameld.
  • Reflecteren:  In deze fase worden de data tegen het licht gehouden en gewaardeerd. De data helpen om vast te stellen in hoeverre de gestelde doelen worden bereikt. Zo mogelijk worden de data ook vergeleken met data van elders (benchmarking). In deze fase gaat het team in gesprek over de verschillen die er zijn tussen de (streef)doelen en de vastgestelde resultaten. De vraag ligt op tafel of de afwijkingen reden vormen aanpassingen te doen, ofwel aan de actuele praktijk, maar wellicht ook aan de na te streven doelen. Het kan ook zo zijn, dat het opbrengsten- en waarderingskader van de Inspectie van het Onderwijs, van de Nederlandse Montessorivereniging, of van een andere toezichthouder is gewijzigd, waardoor aanpassingen nodig zijn. De werkelijke praktijk vergeleken met de voorgenomen praktijk (vigerende afspraken versus het nakomen daarvan). Het team gaat in gesprek over mogelijke oorzaken voor het ontstaan van afwijkingen, maar praat nog niet over oplossingen. Er worden vragen geformuleerd. Deze worden meegenomen naar de volgende fase.    
  • Conceptualiseren:  In deze fase wordt de reflectie in een breder verband geplaatst en in verband gebracht met theorie en kennis van alle leden van het team. Deze fase is de moeilijkste en wordt in de praktijk het meest overgeslagen. Mogelijk besluit het team verder onderzoek te doen voordat over gegaan wordt naar de volgende fase. Er kan ook een praktijktheorie ontstaan; een denkrichting en een idee over de toekomst. In ons geval is het nodig te conceptualiseren vanuit het gedachtengoed van Montessori en de daaruit volgende typologie. Deze vormen het vertrekpunt en zijn kaderstellend. In deze fase gaat het team in eerste instantie op zoek naar de kaders met betrekking tot het aan de orde zijnde thema. Visie,  missie en de typologische kenmerken van Montessori Schiedam  zijn kaderstellend en richtinggevend. De in de vorige fase onbeantwoord gebleven vragen worden beantwoord. Dit levert mogelijkheden voor een veranderde aanpak op. Mogelijkheden die vallen buiten het montessoriaanse handelen worden direct verworpen. De activiteiten in deze fase leiden tot een beeld van de situatie zoals die moet worden gerealiseerd.  
  • Plannen maken (Verbeteren, veranderen, innoveren):  In deze fase vindt het creatieve proces plaats: Het ontwerpen van een plan voor verbetering (enkelslagleren), verandering (dubbelslagleren) of innovatie (drieslagleren). (zie onderstaand geel gearceerd kader) Naarmate het conceptualiseren beter gelukt is, zullen de plannen duidelijker zijn.     In deze fase wordt eerst geïnventariseerd wat ervoor nodig is om tot de beoogde verandering te komen. Wat heeft het team al geleerd en wat moet nog worden geleerd. Maar ook meer praktisch: Welke zaken moeten worden geregeld of uitgevoerd? En: Welke stappen worden gezet binnen welk tijdsbestek? Er ontstaat een (liefst eenvoudig geformuleerd) projectplan dat als leidraad dient en houvast biedt tijdens de periode van verandering.  
  • Besluiten: In Montessori Schiedam werken professionals vanuit het Rijnlandse principe: Wie het weet, mag het zeggen. Wij verwijzen hier naar het professioneel statuut waarin de organisatie Montessori Schiedam uitgebreid beschreven staat 

  Sluiten