Bron: <b>DUO</b><br />Vergelijkbare scholen: <b>basisscholen met een vergelijkbare schoolweging.</b><br /> <a href="https://achtergrondinformatie.vensters.nl/p/VenstersPO/6192449487635142" class="button button-link" target="_blank"><i class="fas fa-external-link-square-alt"></i> Achtergrondinformatie</a>">Bron
Het streefniveau is een hoger niveau dan het fundamenteel niveau. Het doel is dat zoveel mogelijk leerlingen eind groep acht het streefniveau bereiken. Op basis van de leerlingpopulatie op school wordt door de inspectie voor elke basisschool in Nederland apart bepaald hoeveel procent van de leerlingen het streefniveau moet halen. Dat percentage is de signaleringswaarde voor het streefniveau van de school.
Gedurende de gehele basisschoolperiode worden de leerlingen getoetst op verschillende vaardigheden en kennis. Hiervoor worden allereerst methodetoetsen en/of proefwerken gebruikt. Na een lesblok van een vakgebied maken de leerlingen een toets over de onlangs aangeleerde stof.
De leerkrachten van groep 1 en 2 maken hiervoor gebruik van Onderbouwd. De kleuters maken daarbij geen (schriftelijke) toets maar de leerkracht scoort de vaardigheden per lesperiode op een digitale overzichtslijst. Kinderen worden niet alleen gevolgd in de cognitieve ontwikkeling maar ook op hun sociale ontwikkeling.Voor de niet-methode gebonden toetsen gebruikt de school de CITO-toetsen. Dit zijn landelijk genormeerde toetsen. De leerlingen maken twee keer per jaar (januari/februari en mei/juni) een CITO-toets. De resultaten op deze toets worden vergeleken met de resultaten die het kind eerder boekte maar ook van leeftijdsgenoten in Nederland. Zo kunnen we de resultaten van onze leerlingen goed vergelijken met die van kinderen op andere scholen in Nederland. Ook bij deze toetsen kijken we zowel naar de ontwikkeling van individuele leerlingen, van groepen leerlingen maar ook naar de ontwikkeling van onze school op de verschillende vakgebieden.
Deze uitkomsten worden door de directeur en IB-er 2 x per jaar besproken. Groepsgewijs met de betrokken leerkrachten en schoolbreed met het hele team. Op grond van de uitkomsten van de gesprekken wordt een verbeterplan geschreven.
Twee keer per jaar maakt de school een schoolrapportage en bespreekt dit met het bestuur.
De school werkt opbrengstgericht en gebruikt de resultaten op de diverse toetsen ook om voortdurend en aanhoudend het onderwijs te evalueren, aan te passen en te verbeteren. Als leerlingen zich conform verwachting ontwikkelen, is dat een teken dat we op de goede weg zitten.
In groep 8 krijgt elke leerling een persoonlijk advies voor het voortgezet onderwijs. Het advies is voor het onderwijssoort dat past bij het niveau van de leerling. Leerprestaties, aanleg en ontwikkeling op de basisschool spelen hierbij een rol. Leerlingen krijgen eerst het voorlopige schooladvies en daarna volgt een toets. Heeft de leerling een hogere toetsuitslag dan het gegeven schooladvies? Dan stelt de school het advies bij, tenzij het in het belang is van de leerling om dit niet te doen.
In groep 8 krijgt elke leerling van de basisschool een advies voor het voortgezet onderwijs dat past bij het niveau van deze leerling. De leerling stroomt vervolgens door naar het voortgezet onderwijs. In het derde jaar wordt gekeken welk niveau de leerling werkelijk heeft vergeleken met het niveau van het schooladvies. Dit wordt vertaald naar drie categorieën: boven, op en onder advies. Bijvoorbeeld: een leerling met schooladvies vmbo-b die in het derde jaar op het vmbo-k zit, zit boven advies. En een leerling met schooladvies havo/vwo die in het derde jaar op het havo zit, zit op advies. Wanneer deze leerling in het derde schooljaar op het vwo zit, zit hij/zij boven advies.
De school ziet graag dat mensen, jong en oud, op een prettige manier, nu en in de toekomst, samenleven. In ons onderwijs leggen we daarvoor "de basis van de basis" door de leerlingen te leren lezen, schrijven en rekenen maar ook leerlingen te ondersteunen bij het ontwikkelen van sociale vaardigheden en verwerven van maatschappelijke kennis die de leerlingen helpen om er samen een fijne tijd van te maken. voor nu en voor later. De school fungeert hierbij als oefenplek en werkt dagelijks aan de kennis en competenties die passend zijn bij burgerschap.
Kinderen leren en ontwikkelen op school vaardigheden die nodig zijn om in allerlei situaties op een goede en respectvolle manier met elkaar om te gaan en bij te dragen aan de samenleving. Dit zijn vaardigheden zoals verantwoordelijkheid voelen voor jezelf maar ook de ander, conflicten kunnen oplossen, keuzes kunnen maken, zelfmanagement en relaties kunnen hanteren.
De Inspectie van het Onderwijs onderzoekt minimaal één keer in de vier jaar het bestuur van een school. De inspectie kijkt dan of de kwaliteitszorg, de onderwijskwaliteit en de financiële zaken bij het schoolbestuur op orde zijn. Daarnaast bezoekt de inspectie een aantal scholen die bij het schoolbestuur horen en onderzoekt deze scholen nader. De gegevens van het laatste onderzoek van de inspectie zijn beschikbaar op de website van de onderwijsinspectie.