Openbare Basisschool De Kweekvijver

Paling 2 1511 LK Oostzaan

  • Schoolfoto van Openbare Basisschool De Kweekvijver
  • Schoolfoto van Openbare Basisschool De Kweekvijver
  • Schoolfoto van Openbare Basisschool De Kweekvijver
  • Schoolfoto van Openbare Basisschool De Kweekvijver
  • Schoolfoto van Openbare Basisschool De Kweekvijver

Resultaten doorstroomtoets

Toelichting van de school

Vanaf het schooljaar 2023-2024 is voor het eerst de doorstroomtoets afgenomen. Deze is in plaats van de eindtoets gekomen. De eerste resultaten van de opbrengsten van deze doorstroomtoets worden na de zomer van 2024 zichtbaar. 

Welk percentage leerlingen behaalt het fundamentele niveau en welk percentage het streefniveau?

Fundamenteel niveau

Het fundamenteel niveau is het niveau voor taal en rekenen dat zoveel mogelijk leerlingen aan het einde van de basisschool zouden moeten beheersen. Dit wordt gemeten in groep acht met de eindtoets / doorstroomtoets. De inspectie stelt dat minimaal 85% van alle leerlingen het basisniveau moet behalen. Deze 85% is de signaleringswaarde voor het fundamenteel niveau en dit is voor alle basisscholen in Nederland gelijk.

Bron

Streefniveau

Het streefniveau is een hoger niveau dan het fundamenteel niveau. Het doel is dat zoveel mogelijk leerlingen eind groep acht het streefniveau bereiken. Op basis van de leerlingpopulatie op school wordt door de inspectie voor elke basisschool in Nederland apart bepaald hoeveel procent van de leerlingen het streefniveau moet halen. Dat percentage is de signaleringswaarde voor het streefniveau van de school.

Bron

Hoe gebruikt deze school tussentijdse toetsen?

Toelichting van de school

Leerlingvolgsysteem
Met behulp van het leerlingvolgsysteem worden alle kinderen systematisch gevolgd. In de groepen 1/2 gebeurt dit door middel van het observatiesysteem Mijn Kleutergroep. Een systeem wat de dynamische ontwikkeling van de kleuters goed volgt. 

In de groepen 3 t/m 8 wordt het protocol leesproblemen/dyslexie en het protocol leestoetsen (o.a. AVI) afgenomen. Dit gebeurt twee tot vier keer per jaar. De Cito toetsen die worden afgenomen in groep 3 t/m 8 worden in een geautomatiseerd leerling­volgsysteem opgeslagen, zodat we de ontwikkeling van een kind in beeld kunnen brengen. Zo ontstaat een duidelijke ontwikkelingslijn. Ook kunnen wij onze opbrengsten vergelijken met de resultaten van andere scholen. Hieruit kunnen we conclusies trekken om ons onderwijs te verbeteren. We toetsen de kinderen in groep 3 t/m 8 op de gebieden technisch lezen, begrijpend lezen, rekenen, woordenschat en spelling. We gebruiken deze informatie en andere gegevens om na te gaan welke kinderen extra ondersteuning nodig hebben van de leerkracht. 

Twee keer per jaar worden groepsbesprekingen gehouden. Hierbij worden de resultaten en het welbevinden van de leerlingen door het team en de intern begeleider besproken. Leerlingen waar op cognitief of sociaal-emotioneel gebied zorgen over zijn, worden op afspraak door intern begeleider en leerkracht besproken. De schoolondersteuner wordt indien nodig betrokken tijdens het overleg. Hier is de directie ook aanwezig. 

We gebruiken het leerlingvolgsysteem 'Kindbegrip' op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling. Sinds 1 augustus 2015 is in de wet vastgelegd dat scholen niet alleen aantoonbaar sociaal veiligheidsbeleid moeten voeren, maar dit ook jaarlijks moeten monitoren met een betrouwbaar instrument. Dit doen wij aan de hand van de leerling vragenlijsten. Dit instrument brengt twee keer per jaar de veiligheidsbeleving van onze leerlingen in kaart. 

Welk schooladvies kregen de leerlingen van deze school?

Toelichting van de school

Na groep 8 verlaten de kinderen de basisschool en gaan ze naar een school voor Voortgezet Onderwijs. Kinderen nemen dan samen met hun ouders een belangrijke beslissing. De leerkracht van groep 8 helpt u en uw kind bij deze keuze. Vanaf het schooljaar 2023-2024 verandert de Eindtoets in de doorstroomtoets.

Het proces van (voorlopig) advisering bestaat uit: een voorlopig adviesgesprek en een eindadviesgesprek. Het voorlopige adviesgesprek vindt plaats tussen de leerkracht van groep 8, de leerling en de ouder(s) eind januari. In de maand februari vindt de doorstroomtoets plaats (in plaats van de eindtoets) en volgt er eind maart een definitief advies. Met het gegeven advies kan de leerling tussen 25 en 31 maart worden aangemeld bij een voortgezet onderwijsschool conform het gegeven advies. Uiterlijk op 12 mein2025: besluit over toelating door de middelbare school.

In november en december organiseren de scholen voor voortgezet onderwijs open dagen die u met uw kind kunt bezoeken.

Om tot een definitief advies te komen, gaan wij zorgvuldig te werk. Een leidraad voor het definitieve schooladvies zijn de gegevens uit het Cito leerlingvolgsysteem. De leerkracht van groep 6, groep 7, groep 8, de intern begeleider en de directeur zijn betrokken bij de vorming van het schooladvies. Bij twijfel wordt gekeken naar de methodetoetsen en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Na de twee gesprekken en de bezoeken aan de open dagen wordt de uiteindelijke keuze gemaakt.

Eind groep 5 nemen we de NSCCT af (Niet Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test). Aan de hand van de resultaten van deze toets controleren we of de resultaten op de CITO-toetsen tot dan toe stroken met de cognitieve capaciteiten die het kind heeft. In groep 7 nemen wij de NIO ( Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau ) af. Begin groep 8 nemen we een B-Cito af om vervolgens in januari de doorstroomtoets te laten afnemen. Deze gegevens, samen met de uitkomst van Kindbegrip en de methodetoetsen geven ons een compleet beeld van  de ontwikkeling van de leerling. 

Referentieniveaus taal en rekenen

De referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen schrijven voor wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het gebied van taal en rekenen. Alle referentieniveaus samen vormen het referentiekader voor taal en rekenen, dat de basis vormt voor het onderwijs in deze vakken. Dit referentiekader is van toepassing op het basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en mbo. Voor het basisonderwijs gelden de referentieniveaus 1F, 2F en 1S.)

Het basisniveau 1F is het taal- en rekenniveau dat het merendeel van de leerlingen aan het einde van de basisschool ten minste zou moeten beheersen. Daarnaast heeft de overheid de ambitie dat een groot deel van de basisschoolleerlingen een hoger niveau haalt: het streefniveau. Voor taal is dat het 2F-niveau en voor rekenen is het 1S-niveau.

In de vervolgopleidingen zijn de referentieniveaus vereist om het diploma te kunnen behalen.

Zo moeten vmbo-leerlingen aan het eind van de opleiding 2F beheersen om verder te kunnen naar het mbo.

Leerlingen op de havo moeten 3F halen bij hun eindexamen en vwo-leerlingen 4F (taal) en 3F (rekenen) om door te kunnen stromen in het hoger beroepsonderwijs of het wetenschappelijk onderwijs.

Meer informatie over de referentieniveaus is te vinden op de website van de Rijksoverheid: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/taal-en-rekenen/referentiekader-taal-en-rekenen 

Weergave Schooladvies

Bron

Zitten de oud-leerlingen van deze school in het voortgezet onderwijs boven, op of onder hun schooladvies?

In groep 8 krijgt elke leerling van de basisschool een advies voor het voortgezet onderwijs dat past bij het niveau van deze leerling. De leerling stroomt vervolgens door naar het voortgezet onderwijs. In het derde jaar wordt gekeken welk niveau de leerling werkelijk heeft vergeleken met het niveau van het schooladvies. Dit wordt vertaald naar drie categorieën: boven, op en onder advies. Bijvoorbeeld: een leerling met schooladvies vmbo-b die in het derde jaar op het vmbo-k zit, zit boven advies. En een leerling met schooladvies havo/vwo die in het derde jaar op het havo zit, zit op advies. Wanneer deze leerling in het derde schooljaar op het vwo zit, zit hij/zij boven advies.
In het derde jaar

Bron

Sociale ontwikkeling

Hoe denkt deze school over sociale ontwikkeling?

Onze visie is dat kinderen met plezier naar school gaan en zoveel mogelijk leren op het gebied van kennis en vaardigheden, waaronder ook sociale vaardigheden. 
Wij meten deze opbrengsten met het leerlingvolgsysteem 'Kindbegrip'. 
'Kindbegrip' stelt de leerkracht vragen over zeven aspecten. Dat zijn Betrokkenheid, Welbevinden en de vijf sociale vaardigheden: Sociaal initiatief, Sociale flexibiliteit, Sociale autonomie, Impulsbeheersing en Inlevingsvermogen. Bij Betrokkenheid gaat het om de innerlijke gerichtheid op een taak. Denk aan plezier en belangstelling. Vooral concentratie op het werk is duidelijk  te zien. Het kind laat zich niet zomaar afleiden, ook al is er bijvoorbeeld drukte van andere kinderen om hem heen. Welbevinden betekent het ‘zich prettig voelen’ en ‘zichzelf kunnen zijn’. Het kind toont een blijde en levenslustige indruk.

Wanneer én door het kind én door anderen in zijn omgeving het contact als prettig wordt ervaren, is er balans tussen hoeveel ruimte het kind inneemt én hoeveel ruimte het geeft aan een ander. Er zijn twee ruimte nemende vaardigheden: Wanneer een kind op een ander kind afstapt, toont het kind Sociaal Initiatief. Het kan contact maken met andere kinderen en durft uit zichzelf iets te vertellen. Eigen keuzes maken en voor jezelf opkomen, dat is Sociale Autonomie. Beschikken over ‘eigenheid’ bevordert namelijk dat je bij je eigen keuzes kunt blijven, de groepsdruk kan weerstaan en niet al te afhankelijk bent van wat anderen van je vinden. Er zijn drie ruimte gevende vaardigheden: Sociale Flexibiliteit is een vaardigheid die belangrijk kan zijn om bijvoorbeeld goed te kunnen samenspelen of samenwerken met andere kinderen of jongeren. Het kind is in staat om een compromis te sluiten en kan zijn eigen plan loslaten als dat nodig is. Teleurstellingen horen erbij, maar het kind kan zich over de teleurstelling heen zetten. Wanneer een kind eerst denkt en daarna doet, dan laat hij zien dat hij controle heeft over zijn eigen gedrag. Dit wordt Impulsbeheersing genoemd. Hij vraagt weinig aandacht en kan zich goed aan de regels houden. Dat je je impulsen kunt beheersen, werkt positief door op vriendschappen. Het samenwerken verloopt soepeler en conflicten en ruzies worden sneller opgelost. Een kind met Inlevingsvermogen is in staat om zich te verplaatsen in de ander en kan zijn gevoelens daarop afstemmen. Een kind dat zich inleeft in de ander, laat merken dat het oog heeft voor anderen. Het weet wanneer andere kinderen hulp nodig hebben. Het tonen van deze vaardigheid draagt doorgaans positief bij aan het groepsklimaat. 

Kernwaarden uit de visie op sociale ontwikkeling

  • Sociale Flexibiliteit / veerkracht
  • Welbevinden
  • Betrokkenheid

Wat zegt de inspectie over de school?

De Inspectie van het Onderwijs onderzoekt minimaal één keer in de vier jaar het bestuur van een school. De inspectie kijkt dan of de kwaliteitszorg, de onderwijskwaliteit en de financiële zaken bij het schoolbestuur op orde zijn. Daarnaast bezoekt de inspectie een aantal scholen die bij het schoolbestuur horen en onderzoekt deze scholen nader. De gegevens van het laatste onderzoek van de inspectie zijn beschikbaar op de website van de onderwijsinspectie.

Terug naar boven