Bron: <b>DUO</b><br />Vergelijkbare scholen: <b>basisscholen met een vergelijkbare schoolweging.</b><br /> <a href="https://achtergrondinformatie.vensters.nl/p/VenstersPO/6192449487635142" class="button button-link" target="_blank"><i class="fas fa-external-link-square-alt"></i> Achtergrondinformatie</a>">Bron
Het streefniveau is een hoger niveau dan het fundamenteel niveau. Het doel is dat zoveel mogelijk leerlingen eind groep acht het streefniveau bereiken. Op basis van de leerlingpopulatie op school wordt door de inspectie voor elke basisschool in Nederland apart bepaald hoeveel procent van de leerlingen het streefniveau moet halen. Dat percentage is de signaleringswaarde voor het streefniveau van de school.
Op onze school werken we vanuit zes onderwijskundige uitgangspunten. Deze hebben betrekking op het realiseren van opbrengstgericht en passend onderwijs op een wijze die voor leerkrachten behapbaar en betekenisvol is. De gelijknamige denk- en werkwijze steekt als volgt in elkaar:De start wordt gevormd door te redeneren van eind naar begin. Dit uitgangspunt toont zich in de formulering van de schoolambities op de vak- en vormingsgebieden waarop wij gericht opbrengsten nastreven. Om deze te bereiken, nemen we op school- en op leerjaarniveau de groep leerlingen met gemiddeld niveau als vertrekpunt van ons didactisch handelen. Onze didactische standaarden zijn per doelgroep vastgelegd in onderwijsplannen. Deze vormen de basis onder het denken en handelen van school> naar(niveau-)groep> naar leerling. Als het nodig is wordt de didactische standaard aangepast aan deonderwijsbehoeften van een groep of van een individuele leerling.
We gaan dus uit van overeenkomsten in onderwijsbehoeften, omdat we van mening zijn dat leerlingen van en met elkaar moeten (en kunnen) leren. Om het onderwijs passend te maken én om leren van en met elkaar mogelijk te maken, differentiëren we zoveel mogelijk rondom dezelfde leerdoelen (basis/verrijkt/intensief) en pas als het echt niet anders kan, laten we leerlingen versnellen of vertragen: eerst convergent dan divergent. Om te beoordelen of passend onderwijs voor een leerlingbereikt is, gaan we uit van wat onder respons op instructie wordt verstaan: als een leerling op drie indicatoren voldoende scoort, is dit een feit geweest. We gaan dan door met wat we deden. Deze drie indicatoren worden halfjaarlijks in een groepsoverzicht genoteerd: vaardigheidsgroei,leerdoelbeheersing en betrokkenheid.
Om opbrengstgericht en passend onderwijs te realiseren, sluiten we qua planmatig handelen aan bij dewerkwijze die wel ‘Groepsplanloos Werken’ wordt genoemd. Dit bestaat uit een viertal waarborgen:
het onderwijsplan (bevat het standaard aanbod),
het schooloverzicht (bevat de schoolambities en de school- en groepsopbrengsten),
het groepsoverzicht (bevat de indicatoren van passend onderwijs) en de schoolbespreking.
Tijdens meerdere schoolbesprekingen formuleren we teambrede verbeteraanpakken en groepsinterventies die voortkomen uit verschillen die we waarnemen tussen de schoolambities, het aanbod en het rendement. Als aanbod, schoolambities en rendement in een lijn liggen, gaan we door met wat we deden. De uitkomsten van de schoolbesprekingen worden vastgelegd en tussentijds geëvalueerd.
Op de Rietvest werken we aan opbrengsten met als doel het maximale uit elke leerling te halen. Bij het bepalen van het VO-advies en de overgang naar het VO maken we gebruik van De Plaatsingswijzer. De(voorlopige) VO-adviezen voor de leerlingen in groep (7 &) 8 worden jaarlijks zorgvuldig bepaald in eenbreed overleg waaraan de leerkrachten van groep 7 & 8, de IB-er en de directeur deelnemen. De adviezen worden conform de richtlijnen uit de Plaatsingswijzer gebaseerd op de resultaten van tussentoetsen uit het leerlingvolgsysteem in groep 6, 7 en 8, aangevuld met kindkenmerken als concentratievermogen en werkhouding. Om ervoor te zorgen dat onze leerlingen soepel instromen in het voortgezet onderwijs dat bij ze past, hebben we geregeld contact met de scholen waaraan we onze leerlingen leveren. Door deze 'warme overdrachtsgesprekken' en tussentijdse up-dates m.b.t. cijfers in de eerste drie jaar van het VO krijgen we inzicht in waar onze leerlingen terecht komen na groep 8 en wat ze (extra) nodig hebben om succesvol te zijn in het voortgezet onderwijs.
De doorstroomtoets
Snds schooljaar 2023-2024 gaan alle basisscholen voor het eerst de doorstroomtoets in groep 8 aanbieden. De naam ‘eindtoets’ verandert omdat het woordje “eind” lijkt aan te geven dat je hiermee aan het eind van groep 8 zou zijn. Terwijl de toets wordt afgenomen halverwege het schooljaar. Het eind van de basisschool is uiteraard wel in zicht, maar de ontwikkeling van de kinderen gaat daarna nog wel enkele maanden door! Op de Rietvest maken we gebruik van de doorstroomtoets vanuit leerling in beeld.Begin groep 8 worden tijdens het eerste oudergesprek met u en uw kind de resultaten van CITO in de “Plaatsingswijzer” besproken. De Plaatsingswijzer is een hulpmiddel om tot een goed doordacht en goed onderbouwd advies te komen op basis van de gegevens uit toetsresultaten van CITO. De Plaatsingswijzer berekent de ontwikkelingslijn en het uitstroomniveau van uw kind aan de hand van de CITO resultaten uit het leerlingvolgsysteem vanaf groep 6 centraal. Er wordt gekeken naar de ontwikkeling van de leerling bij begrijpend lezen, rekenen & wiskunde, technisch lezen en spelling. De eerste twee onderdelen tellen hierbij het zwaarst.
Er is in groep 7 tijdens het oudergesprek al een kijkrichting aangegeven voor het vervolgonderwijs aan de hand van bevindingen van de leerkracht en gegevens uit de plaatsingswijzer. Begin groep 8 krijgt u het pré-advies te horen. Ook wordt er in november bij alle leerlingen de capaciteitentest NIO afgenomen. Zo kunnen u en uw kind in november nog gerichter kijken op de scholenmarkt. Op de scholenmarkt presenteren de scholen uit de omgeving zich en kunt u vragen stellen aan leerkrachten en leerlingen. De groep 8-leerkracht geeft het definitieve schooladvies pas na de uitslag van de doorstroomtoets. Ieder kind in Nederland meldt zich in dezelfde week aan op de gewenste middelbare school. Zo krijgt elk kind gelijke kansen op plaatsing op de gewenste school.
Alle stappen van de route vindt u op de website van de rijksoverheid.
In groep 8 krijgt elke leerling van de basisschool een advies voor het voortgezet onderwijs dat past bij het niveau van deze leerling. De leerling stroomt vervolgens door naar het voortgezet onderwijs. In het derde jaar wordt gekeken welk niveau de leerling werkelijk heeft vergeleken met het niveau van het schooladvies. Dit wordt vertaald naar drie categorieën: boven, op en onder advies. Bijvoorbeeld: een leerling met schooladvies vmbo-b die in het derde jaar op het vmbo-k zit, zit boven advies. En een leerling met schooladvies havo/vwo die in het derde jaar op het havo zit, zit op advies. Wanneer deze leerling in het derde schooljaar op het vwo zit, zit hij/zij boven advies.
Kinderen leren en ontwikkelen op school vaardigheden die nodig zijn om op een goede manier met anderen om te gaan. En om bij te dragen aan de samenleving. Het gaat om vaardigheden zoals samenwerken, ruzies oplossen en jezelf weten te redden. Door deze vaardigheden is het fijn en veilig op school en verbeteren de leerprestaties. Kinderen nemen op een positieve manier deel aan de maatschappij.
We gebruiken hiervoor de principes vanuit PBS (positive behaviour support) en gebruiken daarnaast de methode 'Kwink' welke aansluit bij deze principes.
KWINK gaat er vanuit gaat dat gewenst sociaal gedrag aan te leren valt. Om dit te monitoren gebruiken we de vragenlijsten uit leerling beeld.
Dit instrument bestaat uit digitale vragenlijsten voor leerkrachten én leerlingen. Omdat zowel de leerling als de leerkracht vragenlijsten invullen, kun je een gesprek aangaan over de signaleringen. Hoe staan de leerlingen er zelf in en komt dat overeen met hoe je er als leerkracht naar kijkt? Dat bevordert het eigenaarschap. Het instrument geeft inzicht in het zelfbeeld, welbevinden en het sociale gedrag van leerlingen.
Wanneer een kind meer ondersteuning nodig heeft, dan kan er begeleiding gestart worden vanuit onze gespecialiseerde collega's. Die begeleiding kan individueel, maar ook groepsgewijs worden ingezet en kan vlot starten wanneer er zich een situatie voordoet die daarom vraagt. Er is steeds een terugkoppeling naar de groepsleerkracht. In een aantal groepen wordt een speciale training gestart.
Goed klassenmanagement
Daarnaast vinden wij een goed klassenmanagement een voorwaarde voor goede sociale opbrengsten. Om tot leren te komen hebben leerlingen een ondersteunende, gestructureerde, en veilige omgeving nodig. Een omgeving waarin leerlingen zich geaccepteerd voelen, ontdekken dat ze steeds meer taken aankunnen en hun leergedrag zelf kunnen sturen.
De Inspectie van het Onderwijs onderzoekt minimaal één keer in de vier jaar het bestuur van een school. De inspectie kijkt dan of de kwaliteitszorg, de onderwijskwaliteit en de financiële zaken bij het schoolbestuur op orde zijn. Daarnaast bezoekt de inspectie een aantal scholen die bij het schoolbestuur horen en onderzoekt deze scholen nader. De gegevens van het laatste onderzoek van de inspectie zijn beschikbaar op de website van de onderwijsinspectie.