Beginnende Geletterdheid in de kleutergroepen
Voordat kinderen beginnen met aanvankelijk leesonderwijs in groep 3 hebben ze spelenderwijs al heel wat kennis opgedaan over lezen en schrijven. Ze weten bijvoorbeeld al dat je woorden op kunt schrijven en dat een woord uit letters bestaat. Wij kunnen beginnende geletterdheid bij kinderen stimuleren en ontwikkelen; ons kleuteronderwijs sluit aan bij de geletterdheid die kinderen al hebben als ze op school komen. De ontwikkeling van geletterdheid gebeurt door imitatie en interactie met volwassenen.
Functioneel Aanvankelijk Lezen
Hierbij staat het functionele aspect van het leren lezen en schrijven voorop. Dit houdt in dat kinderen moeten ervaren wat de functie is van het geschreven woord. Bij beginnende geletterdheid staat niet de leertaak centraal, maar het kind en zijn lees- en schrijfontwikkeling, als samenhangend geheel. Voor spelsituaties in het kader van ontluikende geletterdheid worden vooral situaties gekozen waarin kinderen automatisch in aanraking komen met geschreven taal. Leerkrachten zorgen voor materialen die lezen en schrijven uitlokken; zij spelen- en praten mee met kinderen tijdens hun spel. Manieren waarbij de geletterdheid in spelsituaties wordt gestimuleerd: Kinderen komen op een speelse manier in aanraking met boeken. Ze nodigen uit tot kijken en de kinderen verwoorden hun eigen ervaringen bij. Ze kunnen ook net doen alsof ze lezen en zo wordt de wereld van het boek vertrouwd Kinderen krijgen de gelegenheid te experimenteren met het schrijven en maken zich zo spelenderwijs de functie van het schrift eigen. Ze oefenen in het verwoorden van hun gedachten en ervaringen en dat is een vaardigheid die ook essentieel is bij het schrijven van teksten.
Taalontwikkelingssituaties
Anders dan bij de spelsituaties hebben taalontwikkelingssituaties (taalactiviteiten) wel als hoofddoel om de taalontwikkeling van kinderen te stimuleren. Hierbij gaat het ook vaker om gesloten situaties. Bij de planning van deze taalontwikkelingssituaties worden de tussendoelen Beginnende geletterdheid (SLO) gehanteerd, evenals de ‘Leerlijnen van het jonge kind’ observaties op individueel/subgroep niveau.
Hierbij komen structureel de volgende tussendoelen aan bod:
· Boekoriëntatie
· Verhaalbegrip ·
. Functies van geschreven taal
· Relaties tussen gesproken en geschreven taal
· Taalbewustzijn
Beginnende gecijferdheid in de kleutergroepen Kinderen komen in het dagelijks leven ook veelvuldig in aanraking met verschillende rekeninhouden, zoals getallen en hoeveelheden (getalbegrip), lengte en gewicht (meten) of figuren en bouwconstructies (meetkunde). Dat gebeurt in eerste instantie ongemerkt en incidenteel, maar op een zeker moment gaan kinderen dingen in de wereld van het rekenen herkennen en gebruiken. Het noemen van telnamen in liedjes is het begin van de beginnende gecijferdheid. Langzamerhand gaan de getallen voor het kind leven, ze krijgen bepaalde betekenissen en soms ontstaan al bepaalde inzichten. 'Ik ben al vier, en zij is nog maar twee', hoor je een kind dan zeggen, of 'het water is wel twintig kilo warm'. We spreken in al deze gevallen van beginnende gecijferdheid: het ontwikkelen van inzicht in de wereld van de rekeninhouden getalbegrip, meten en meetkunde (SLO: Rekeninhouden voor het jonge kind), alle vaardigheden die voorafgaan aan, en voorwaardelijk zijn voor, het ‘echte’ rekenen.
Doelen
Met betrekking tot het jonge kind heeft het SLO in kaart gebracht wat kinderen aan het begin van groep 1 (eind van de peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf) en aan het eind van groep 2 moeten weten en kunnen, dan wel ervaring in moeten hebben opgedaan, om met vertrouwen te kunnen starten in groep 3. Het inzicht in rekenen ontwikkelt zich op jonge leeftijd vooral in interactie met de omgeving, dus met ouders, leerkrachten, klasgenoten, broertjes en zusjes. Bij kinderen die niet in aanraking komen met getallen en cijfers, kan inzicht zich niet of moeilijker ontwikkelen.
Juist in de onderbouw moet de basis worden gelegd voor het rekenonderwijs. Kinderen kunnen in groep 3 immers alleen leren rekenen lezen en schrijven als zij weten dat er een relatie tussen getallen en objecten in de echte wereld. Door in de voor- en vroegschoolse periode bewust aandacht te besteden aan beginnende rekenvaardigheden, wordt de basis gelegd voor al het andere leren in de basisschoolperiode en daarna. Het doel is niet om het kind in deze vroegschoolse periode te leren rekenen. Het formele rekenonderwijs begint pas in groep 3, wanneer kinderen doelgerichte rekeninstructies krijgen met een methode voor rekenen. Binnen de onderbouw gaat het erom kleuters op speelse wijze vertrouwd te maken met aantallen en ruimtelijke figuren. Het gaat daarbij niet om het geven van lesjes of taakjes rekenen, maar om kansen creëren én kansen grijpen in een betekenisvolle context. Juist die betekenisvolle context zorgt ervoor dat kinderen op een zo natuurlijk mogelijke manier vertrouwd raken met rekenen. Gedurende de dag doen zich voortdurend kansen voor om er op speelse wijze bij stil te staan. Door bijvoorbeeld aan het begin van de dag (in de kring) te kijken wie er allemaal zijn en samen de neuzen te tellen door tijdens het wachten een rij te vormen van groot naar klein of door het sorteren van de verzamelde buit kastanjes en beukennootjes uit het bos.
Differentiatie in de taal- en rekenontwikkeling
De taal – of rekenontwikkeling loopt niet bij alle kinderen in eenzelfde tempo. Er zijn altijd kinderen bij wie de taalontwikkeling wat langzamer gaat, maar er kunnen ook kinderen zijn die al vrij vlot spontaan woordjes gaan lezen of gaan rekenen. Alle kinderen hebben het recht om zoveel mogelijk op hun eigen niveau te worden aangesproken. Het is dan ook aan de leerkracht om de kinderen te blijven volgen in hun ontwikkeling en hen op hun eigen niveau te ondersteunen en stimuleren.