Het realiseren van goed onderwijs beschouwen we als de kerntaak van onze school. Belangrijk voor ons onderwijs vinden we het kunnen veranderen: hiervoor moet je flexibiliteit tonen. Onderwijs is immers altijd in beweging, het is nooit af. Aanpassingen aan de ontwikkelingen in onze maatschappij zijn essentieel om het werk efficiënt en prettig te houden. Veranderen gaat niet altijd gemakkelijk, daarom ondersteunen we elkaar, gaan we samen de uitdaging aan, we helpen en stimuleren elkaar. Waarden en normen spelen een belangrijke rol binnen de school. Zowel als leidraad voor ons eigen gedrag als voor datgene dat we de kinderen leren. Vanuit de waarden formuleren we in het team, maar ook samen met kinderen en ouders, concrete normen: afspraken voor gedrag waar ieder zich aan houdt en waar we elkaar ook op aanspreken. Enkele belangrijke waarden op onze school zijn:
- innerlijke harmonie, gezondheid en rust als basis voor werk en ontwikkeling
- uitdaging: daarbij is flexibiliteit nodig, verbonden met een gevoel van veiligheid
- samen werken met plezier, enthousiasme en vanuit gezamenlijke verantwoordelijkheid
- eerlijkheid en openheid: van groot belang voor samenwerking en leren van elkaar creativiteit in handelen en denken
- plezier, humor en zelfrespect.
Centraal daarbij staan voor ons een goed pedagogisch klimaat en het eigen voorbeeldgedrag. Goede relaties en contacten met de omgeving van het kind vinden we erg belangrijk. De driehoek kind-ouders-school staat centraal. Met ouders streven we naar tweezijdige communicatie: ouders niet alleen informeren óver hun kind maar vooral ook náár wat zij vinden hoe het gaat met hun kind. Maar ook hun mening over de leerkrachten en de school. Hiervoor zetten we o.a. in: de individuele gesprekken, het omgekeerd oudergesprek, de ouder-kindgesprekken, enquêtes en het ouderpanel.Als we kijken naar ons onderwijs op onze school, onderscheiden we drie onderdelen van visie: onderwijs, leren en zorg.
Visie op onderwijs.
Goed onderwijs is voor ons in elk geval onderwijs dat afstemt op de behoeften, de belevingswereld en de vragen van het kind. Kinderen zijn verschillend, ze hebben specifieke vragen. Door te luisteren naar kinderen, gesprekken met ze te voeren, komen we als leerkrachten meer te weten over hun behoeften, passies, competenties. Onder goed onderwijs geven verstaan we o.a. een aanbod dat resulteert in bij de leerlingen passende resultaten, goed klassenmanagement, professionals met kwaliteit voor de groep, een veilig schoolklimaat en een schoolorganisatie die het mogelijk maakt om samen met ouders de visie en de missie die de school heeft ten uitvoer te brengen. We gaan uit van een professionele cultuur. We vinden het belangrijk dat we met ons aanbod voldoen aan de kerndoelen. Elk kind heeft immers een bepaalde basiskennis nodig om verder te komen. Dat houdt onder meer in, dat we ons in de kerndoelen en leerlijnen verdiepen om te checken of ons aanbod aan deze voorwaarden voldoet. We stellen heldere minimumdoelen op, zodat voor elke leerkracht duidelijk is welke leerstof in elk geval aan bod moet komen en waar zijn/haar speelruimte ligt. Methodes kunnen helpen om hieraan te werken, maar daarbuiten creëren we ruimte om op een evenwichtige wijze in te kunnen spelen op: behoeften, interesses, belevingswereld en passies van kinderen, talenten, ervaringen die wij als school belangrijk vinden om kinderen te leren: dingen die ze nodig hebben in hun leven. Methodes houden we actueel gezien de snelle ontwikkelingen in onze samenleving. Ook maken we gebruik van informatie- en communicatiemiddelen als bron van actuele inhouden. De technologie willen we in ons onderwijs dus enerzijds inzetten als middel (actuele leerinhouden, differentiatie, inspelen op behoeften) en anderzijds als doel: kinderen ermee leren werken. Van belang vinden we dat kinderen leren op een kritische wijze met de technologie om te gaan. Daar hoort ook bij: het leren voorkomen van misbruik. We streven ernaar de leerstof levensecht te laten zijn: we maken een koppeling tussen leven en leren. Gezien het toenemende belang van andere zaken dan alleen kennis, schenken we in onze school uitdrukkelijk aandacht aan vaardigheden en attitudes. We willen kinderen zo goed mogelijk toerusten op hun functioneren in de maatschappij van vandaag en morgen. Sociaal-emotionele ontwikkeling vormt hierbij één pijler. Een methode om structureel daaraan te kunnen werken is belangrijk.
Visie op leren.
Het uitgangspunt van deze visie is: “het kind komt tot leren wanneer het zich veilig voelt”. De visie op leren kunnen we onderverdelen in drie onderdelen: We gaan uit van een rijke en uitdagende leeromgeving, waardoor leerlingen geprikkeld worden om te leren. We beseffen terdege dat onze kinderen vooral veel leren als ze graag willen leren, als ze met plezier naar school komen, als ze zich veilig voelen, als er passie voor leren is. Essentieel voor ons onderwijs is ook de innerlijke betrokkenheid: kinderen zover krijgen dat ze graag iets willen leren en ontdekken. Passie voor leren leidt tot betere processen en betere resultaten. De leerkracht op onze school is dan ook een belangrijke inspiratiebron. Een ander uitgangspunt voor onze didactiek is levensechtheid: hiervoor gebruiken we een grote variatie aan échte materialen, concreet, visuele hulpmiddelen, digibordlessen en internet. Uitgaan van de belevingswereld van het kind is vooral voor het jonge kind belangrijk. Middelen en materialen zijn van deze tijd. Denk b.v. aan chromebooks, internet en digiborden, zelfcorrigerende uitdagende materialen. Het is belangrijk om op een inspirerende, prikkelende manier nieuwe leerstof te introduceren, zodat de leerling niets liever wil dan er meer over horen. De leerkracht zorgt dan ook voor voldoende variatie in aanpak en aanbod van de lessen.Het gebouw is zodanig ingericht dat dit alles mogelijk is. Het is nodig dat iedereen nieuwsgierig is en zich openstelt om te leren: de kinderen, de leerkrachten, de leiding en iedereen die bij de school betrokken is. Open stellen betekent voor ons groeien! Als school proberen we leerlingen verantwoordelijk te maken voor hun eigen leerproces: loslaten waar mogelijk en sturing waar nodig. Deze verantwoordelijkheid kan verdeeld worden in verwerven van leerstof en motivatie. Het zelfstandig verwerven van leerstof komt o.a. tot uiting in onze methode voor wereldoriëntatie “Topondernemers”. De leerlingen leren hierbij belangrijke zaken als zelf verantwoording dragen, keuzes leren maken, plannen, nauwkeurigheid. Dit sluit aan bij de “21e eeuwse vaardigheden”.De motivatie hangt nauw samen met innerlijke betrokkenheid, passie voor leren, meervoudige intelligentie (waardoor leerlingen zich bewust van zijn sterke en minder sterke kanten), zichzelf zijn, doorzettingsvermogen en creativiteit. Voor de leerkracht betekent dit een veranderingsproces van leiden naar loslaten. Hierdoor wordt er een groter beroep gedaan op het bevorderen van de zelfstandigheid van kinderen. Deze grondhouding is van belang voor de verdere toekomst van de kinderen. Leer mij het zelf te doen! In het kind-oudergesprek wordt het kind actief betrokken. In deze tijd van individualisering leggen we accenten op samenwerkend leren. Leren van en met elkaar of samenwerkend leren komt vooral tot uiting in maatjeswerk, groepswerk, bevorderen van inter-persoonlijke intelligentie, coöperatieve werkvormen. Door intensievere samenwerking wordt de communicatie bij de kinderen bevorderd. Steeds meer leren zij zelfstandiger taken te volbrengen.
Visie op zorg.
We streven op onze school naar onderwijs op maat. Voor ons betekent dit zeker geen individueel onderwijs, maar het aansluiten op de pedagogische en didactische behoeften van de kinderen (adaptief onderwijs). Om kinderen zo goed mogelijk te kunnen ondersteunen in hun ontwikkeling willen we weten wat elk kind nodig heeft om verder te komen. Het kind zelf kan daarbij een bijdrage leveren. Daarvoor houden we kindgesprekken om samen met het kind doelen te stellen.In onze aanpak van de methodes gaan we uit van convergente differentiatie. Bij convergente differentiatie is er een minimumdoel voor de hele groep. De klas is in drie niveaus verdeeld: een minimumniveau, een basisniveau en een hoger niveau. Hiervoor zetten we o.a. digitale, adaptieve verwerkingssoftware in. Er zijn verschillen tussen kinderen waar we rekening mee houden. We volgen de ontwikkeling van de kinderen nauwgezet aan de hand van toetsen, observaties, gesprekken met kinderen. Kinderen die extra ondersteuning nodig hebben, krijgen die zoveel mogelijk in de eigen groep. De leerkracht is de eerste verantwoordelijke voor alle kinderen in zijn groep. Daartoe is verdere professionalisering en leren van elkaar wenselijk. De intern begeleider ondersteunt leerkrachten in deze ontwikkeling. In principe werken we met heterogene groepen om kinderen ook van elkaar te laten leren. De wijze waarop we kinderen groeperen hangt echter ook af van de doelen en de werkvormen die we in specifieke lessen willen toepassen. Waar mogelijk werken we groepsdoorbrekend. Ook de uitgangspunten van meervoudige intelligentie geven we een plek binnen de school: onder meer door kinderen aan te spreken op hun sterke punten en de zwakkere punten te ontwikkelen. Daardoor wordt het gevoel van eigenwaarde en zelfrespect vergroot. Door middel van gesprekken met leerlingen en toetsen gaan we na of we onze doelen hebben bereikt. Aan de hand van de gegevens evalueren we niet alleen de producten (de resultaten van de kinderen), maar ook de processen (de kwaliteit van de lessen). De opbrengsten van toetsen bespreken we zorgvuldig met ouders, maar ook met de kinderen.
