Scholen kiezen per schooljaar een eindtoets. Ze kunnen kiezen uit vijf goedgekeurde eindtoetsen: de Centrale Eindtoets, ROUTE 8, de IEP Eindtoets, de Dia-eindtoets of de AMN Eindtoets">Resultaten eindtoets
In verband met COVID 19 is er afgelopen schooljaar 2019-2020 geen eindtoets afgenomen.
Let op: In schooljaar 2023-2024 is de eindtoets vervangen door de doorstroomtoets. Op dit moment zie je nog de resultaten van de eindtoets van 2023.
De resultaten van de doorstroomtoets van 2024 zijn na de zomer voor het eerst zichtbaar. Dit is in lijn met de beoordeling van de Inspectie van het Onderwijs. Kijk voor meer informatie op de website van de inspectie.
Let op: Voor de beoordelingen in het schooljaar 2023-2024 hanteert de inspectie naast de ongewijzigde signaleringswaarden zogenaamde correctiewaarden bij de beoordeling van de leerresultaten. Meer informatie is te vinden op de website van de inspectie.
Het fundamenteel niveau is het niveau voor taal en rekenen dat zoveel mogelijk leerlingen aan het einde van de basisschool zou moeten beheersen. Dit wordt gemeten in groep acht met de eindtoets. De inspectie stelt dat minimaal 85% van alle leerlingen het basisniveau moet behalen. Deze 85% is de signaleringswaarde voor het fundamenteel niveau en dit is voor alle basisscholen in Nederland gelijk.
Het streefniveau is een hoger niveau dan het fundamenteel niveau. Het doel is dat zoveel mogelijk leerlingen eind groep acht het streefniveau bereiken. Op basis van de leerlingpopulatie op school wordt door de inspectie voor elke basisschool in Nederland apart bepaald hoeveel procent van de leerlingen het streefniveau moet halen. Dat percentage is de signaleringswaarde voor het streefniveau van de school.
Op school handelingsgericht gewerkt volgens een PDCA-cyclus (Plan-Do-Check-Act).
a. Handelingsgericht werken volgens de 1-zorgroute
De basis van het handelingsgericht werken is de handelings- en oplossingsgerichte houding waarbij we kijken naar de totale ontwikkeling van het kind. Volgens de PDCA-cyclus wordt op groeps-, school- en bovenschools niveau het onderwijs passend gemaakt aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen. Hierin is proactief handelen het uitgangspunt.
In de groep
De cyclus van handelingsgericht werken wordt tenminste drie keer per jaar door de leerkracht doorlopen en kent de volgende stappen:
1. evalueren en verzamelen van gegevens;
2. signaleren van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften;
3. het benoemen van specifieke onderwijsbehoeften;
4. het clusteren van leerlingen met gelijksoortige specifieke onderwijsbehoeften;
5. werken met de onderwijsonderlegger
Schoolniveau
We hebben een ondersteunende structuur, waarbij de leerkracht ondersteund wordt bij het doorlopen van de cyclus van handelingsgericht werken. De intern begeleider is hierbij de coach van de leerkracht. Hiervoor heeft de intern begeleider drie ankerpunten in de begeleiding:
- de groepsbespreking;
- de leerlingbespreking;
- de klassenconsultatie.
Leerlingen verschillen in onderwijsbehoeften. Deze verschillen worden gerespecteerd. In plaats van (curatief) de zorg op ‘uitvallers’ te richten, probeert de leerkracht vroegtijdig leerlingen te signaleren die extra aandacht nodig hebben en het ‘gewone’ onderwijsaanbod te intensiveren en af te stemmen naar deze leerlingen. Hierbij kijkt de leerkracht niet alleen achteruit, maar ook vooruit: welke cruciale leermomenten in de leerlijn komen de komende periode aan bod en welke leerlingen hebben hierbij extra instructie en begeleiding nodig?
Hierbij wordt gekeken naar:
- De basisgroep
- Leerlingen met een ontwikkeling- of leerachterstand
- Leerlingen met een ontwikkelings- of leervoorsprong
- Leerlingen met eigen specifieke onderwijsbehoeften
Werken met de onderwijsonderlegger
De onderwijsbehoeften van de leerlingen vormen het uitgangspunt bij het opstellen van de onderwijsonderlegger. Hierin geeft de leerkracht aan op welke manier de leerstof in de komende periode aangeboden wordt. Van de leerkrachten wordt verwacht dat de leerstof op niet meer dan drie verschillende niveaus kan worden aangeboden. Het gedifferentieerde aanbod wordt gegeven aan de subgroepen:
- Instructieonafhankelijke leerlingen. Dit zijn de bovengemiddeld scorende leerlingen die vaak voldoende hebben aan een korte instructie.
- Instructiegevoelige leerlingen. Dit is de basisgroep, waartoe over het algemeen het merendeel van de leerlingen behoort. Zij ontvangen de basisinstructie.
- Instructieafhankelijke leerlingen. Dit zijn de leerlingen die meer instructie en begeleiding van de leerkracht nodig hebben. Zij ontvangen naast de basisinstructie verlengde instructie.
Aanvullend zijn er nog twee subgroepen:
De subgroep ‘individueel’ is voor leerlingen met een ontwikkelingsperspectief. Deze leerlingen hebben een eigen leerlijn voor één of meerdere vakgebieden en halen niet de einddoelen van eind groep 8.
De subgroep ‘levelwerk’ ontstaat vanaf groep 5
In de onderbouw (groep 1 t/m 4) worden de leerlingen geobserveerd, gescreend en gevolgd om te kunnen beoordelen of hun onderwijsbehoefte mogelijk aanleiding geeft voor verrijkende leerstof.
In groep 2 kunnen deze leerlingen werken met materialen met de spelmaterialen uit Levelspel.
In groep 3 en 4 spreken we nog niet van Levelwerk. Het aanbod verrijkende leerstof is voor deze leerlingen breder dan alleen Levelwerk en wordt in deze jaargroepen is beschreven als ‘plus’ en ’plus extra’.
Er zijn in totaliteit dus vijf subgroepen:
- Basis (groep 3 t/m 8) ·
- Plus (groep 3 t/m 8) ·
- Risico (groep 3 t/m 8) ·
- Levelwerk (groep 5 t/m 8) ·
- Individueel
Voor de groepen 1 en 2 geldt een verdeling van geleid en uitdagend aanbod binnen DORR. De extra begeleiding is vormgegeven m.b.v. kleine kringen. Voor de groepen 3 t/m 8 gelden subgroepen voor de vakgebieden technisch lezen, begrijpend lezen, spelling en rekenen. Op het didactisch groepsoverzicht staan alle leerlingen van de groep. Het bevat behalve de gegevens van de methode-onafhankelijk (CITO)toetsen ook de resultaten van de methode gebonden toetsen. Daarnaast worden belemmerende, bevorderende factoren en de onderwijsbehoefte geformuleerd. Na iedere groepsplanperiode wordt het didactisch groepsoverzicht weer up-to-date gemaakt. Het didactisch groepsoverzicht is vervolgens de leidraad voor de onderwijsonderlegger. De kinderen met (bijna) dezelfde onderwijsbehoefte worden geclusterd. Per subgroep worden de doelen, de inhoud, de aanpak, de organisatie en de evaluatiewijze beschreven.
In groep 8 krijgt elke leerling een persoonlijk advies voor het voortgezet onderwijs. Het advies is voor het onderwijssoort dat past bij het niveau van de leerling. Leerprestaties, aanleg en ontwikkeling op de basisschool spelen hierbij een rol. Leerlingen krijgen eerst het voorlopige schooladvies en daarna volgt een toets. Heeft de leerling een hogere toetsuitslag dan het gegeven schooladvies? Dan stelt de school het advies bij, tenzij het in het belang is van de leerling om dit niet te doen.
In groep 8 krijgt elke leerling van de basisschool een advies voor het voortgezet onderwijs dat past bij het niveau van deze leerling. De leerling stroomt vervolgens door naar het voortgezet onderwijs. In het derde jaar wordt gekeken welk niveau de leerling werkelijk heeft vergeleken met het niveau van het schooladvies. Dit wordt vertaald naar drie categorieën: boven, op en onder advies. Bijvoorbeeld: een leerling met schooladvies vmbo-b die in het derde jaar op het vmbo-k zit, zit boven advies. En een leerling met schooladvies havo/vwo die in het derde jaar op het havo zit, zit op advies. Wanneer deze leerling in het derde schooljaar op het vwo zit, zit hij/zij boven advies.
De Inspectie van het Onderwijs onderzoekt minimaal één keer in de vier jaar het bestuur van een school. De inspectie kijkt dan of de kwaliteitszorg, de onderwijskwaliteit en de financiële zaken bij het schoolbestuur op orde zijn. Daarnaast bezoekt de inspectie een aantal scholen die bij het schoolbestuur horen en onderzoekt deze scholen nader. De gegevens van het laatste onderzoek van de inspectie zijn beschikbaar op de website van de onderwijsinspectie.