Missie & Visie
Verstandelijk begrip vormt slechts een middel om de dingen te begrijpen, Met het gevoel, met het hart kan men evenzeer begrijpen (Rudolf Steiner)
Het ideaal van het vrijeschoolonderwijs is dat kinderen zich ontwikkelen tot vrije, zelfstandige mensen die zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid voor medemens en natuur.
Om de kinderen te laten uitgroeien naar evenwichtige volwassenen, richt de Vrijeschool zich in haar onderwijs op de verschillen van kinderen en om effectief te zijn op de verschillende fasen waarin de ontwikkeling zich bevind. De ontwikkeling van zowel het denken, als het voelen en willen (hoofd, hart en handen) krijgen in het leerplan een gelijkwaardige plaats. De naam Vrijeschool betekent dat alle vermogens van een kind worden aangesproken, zodat ieder kind zijn kwaliteiten optimaal en` vrij ` kan benutten.
Hierbij staan algemene menselijke waarden zoals gemeenschapszin, respect en compassie centraal. Deze worden niet opgelegd, maar als basisgevoelens in de lessen en in de omgang met elkaar bewust gewekt.
Op basis van antroposofie
Een aanpak gebaseerd op het mensbeeld uit de antroposofie: een visie op de mens, die bestaat uit lichaam, ziel en geest, een combinatie van menselijke groei, innerlijke ontwikkeling en geestelijke verruiming. Daar is het onderwijsaanbod op afgestemd. Zowel bij de kleuters als de leerlingen in het primaire onderwijs. Onderwijs dat laat zien, uitdaagt en inspireert. De vrijeschool heeft het principe van `naastenliefde` als dagelijkse inspiratiebron.
Geborgenheid versus ontdekking
Vrijeschool Almere combineert de geborgenheid op school - met een eigen vleugel voor kleuters en een eigen vleugel voor leerlingen van het primair onderwijs – met de mogelijkheid om het eigen zijn te ontdekken, te stimuleren, te leren en te spelen, creativiteit te stimuleren. Om zelf te groeien en een eigen plek te krijgen binnen de klas en de school. In vrijheid te kunnen handelen, de vrijheid van anderen te respecteren.
Rol voor ouders
Ouders kiezen bewust voor een Vrijeschool, omdat onze visie en het lessysteem ze aanspreekt. Niet alleen kinderen uit de buurt of uit Almere Stad genieten bij ons onderwijs, ook leerlingen uit heel Almere en zelfs van daarbuiten. Het contact met de ouders is in de Vrijeschool intensief te noemen. Ouders worden nauw bij het onderwijs betrokken. In de ochtend komen de kinderen naar school, waar ze worden verwelkomd door hun leerkracht. Ook heeft deze leerkracht een belangrijke taak, niet alleen bij het onderwijs maar ze heeft ook een voorbeeldfunctie voor het kind, de school en de ouders. Samen met de leiding vormen leerkrachten en ouders een drie-eenheid. Daarnaast zijn ouders gezamenlijk verantwoordelijk voor het schoonhouden van de klas en het helpen bij jaarfeesten.
Om optimaal profijt van het onderwijs te hebben is het buitengewoon waardevol als ouders thuis rekening houden met wat er op school wordt aangereikt. Natuurlijk is de vrijheid van ouders hierbij het uitgangspunt.
Onze visie op het lesgeven
De vrijeschool-pedagogiek is richtinggevend voor ons handelen, inspireert ons en maakt het verschil met andere onderwijsconcepten. Om de kinderen te laten uitgroeien naar evenwichtige volwassenen, richt de vrijeschool-pedagogiek zich in haar onderwijs op de verschillende leeftijdsfase van het kind. Wij trachten ons onderwijs zowel in vorm, methode als inhoud in detail te doordringen met onze antroposofische visie. Wij willen de kinderen opvoeden tot authentieke mensen die samen de toekomst scheppen.
Visie op onderwijs
Wij zien onze onderwijsvorm als ontwikkelingsgericht onderwijs. Om dit te kunnen bereiken stemt elk mens zijn denken, voelen en willen op elkaar af. De kernvragen van ieder kind: “Wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik” (autonomie, competentie en verbondenheid) spelen op de achtergrond door het hele vrijeschoolonderwijs mee. In onze optiek maakt een mens ontwikkelingsfasen door die te onderscheiden zijn in periodes van ongeveer zeven jaar. Het onderwijsaanbod, het lesgeven en het leren sluiten zowel pedagogisch als didactisch op deze ontwikkelingsfasen aan.
Visie op lesgeven
In de eerste zeven levensjaren staat de ontwikkeling van het fysiek het meest op de voorgrond. Het kind leeft sterk in en met de wereld om hem heen. Beleving en sfeer zijn daarom belangrijk. Door veel spelen en bewegen, door liedjes, spelletjes en verhalen wordt het kind als het ware baas in eigen lichaam. Het beleven van het dag-, week- en jaarritme zijn een belangrijk facet van het kleuteronderwijs in een vrijeschool. Het leren ontstaat er concreet via ervaringen en nabootsing.
In de tweede zevenjaarsfase (de onderbouw van de vrije school, klas 1 t/m 6) komt door het gevoel de beleving meer op de voorgrond. Het kind leert de wereld kennen door zich er gevoelsmatig mee te verbinden door het aanbod van de leerkrachten. De leerkracht tracht 'levend' onderwijs aan te bieden, wat wil zeggen dat hij door beeldend te werken enthousiasme en verbinding wil opwekken, naast het werken met taal- en rekenmethodieken. De aanleg om creatief, origineel en probleemoplossend te denken heeft vrijwel ieder kind in zich. Dit te behouden, te verzorgen en te ontwikkelen is een grote taak van leerkrachten op een Vrijeschool. We onderscheiden pedagogisch en didactisch handelen, hoewel beide facetten van ons werk feitelijk onscheidbaar zijn. Van belang daarbij is: oog hebben voor het individu, een open houding, wederzijds respect en een goede relatie waarin het kind zich gekend weet. Belangrijke pedagogische noties zijn: autonomie, eigen verantwoordelijkheid, kritisch denken, reflecterend vermogen en samenwerking.
Kennis verwerven
Kinderen leren doordat ze nieuwsgierig zijn. De school biedt kinderen de mogelijkheid om kennis op diverse manieren te verwerven. Ieder nieuw onderwerp wordt aangeboden op een wijze dat het aansluit bij de belevingswereld van de kinderen. Zij krijgen de mogelijkheid zelfstandig en gezamenlijk te experimenteren en te ontdekken binnen het aangeboden thema (periode onderwijs). De leraren geven instructie en kinderen krijgen de kans om vanuit verwondering en nieuwsgierigheid ontdekkend te leren. Dat kan zijn door opdrachten alleen te maken, of samen met anderen of via het inoefenen van vaardigheden. Kinderen die korte instructie nodig hebben, kunnen zelfstandig aan het werk. Voor de kinderen die extra of verlengde instructie nodig hebben, wordt dat binnen de basisondersteuning aangeboden. Voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften vindt passend aanbod plaats door pre-, re- en/of remedial teaching. Voor de begeleiding van deze kinderen is een zorgstructuur opgezet die terug te vinden is in het school ondersteuningsprofiel (SOP).
Gelet op de didactiek vinden we de volgende zaken van groot belang:
1. Interactief lesgeven; de leerlingen zijn betrokken bij het onderwijs en gaan een verbinding met het onderwerp aan vanuit hun gevoel en belevingswereld.
2. Onderwijs op maat: differentiatie gericht op leerling en niveau
3. Activerende didactiek met veel ontwikkelingsgerichte activiteiten
4. Een kwaliteitsvolle (directe) instructie verzorgen5. Kinderen kunnen zelfstandig (samen) werken en worden gestimuleerd eigen originele oplossingen te vinden.
Visie op het leren van kinderen
Onze school ziet de vier vormen van leren beschreven door UNESCO als leidende principes voor ons onderwijs:
- Learning to do - leren om ook zo te handelen, door ervaring op te doen en basiscompetenties aan te leren. KUNNEN!
- Learning to know - blijf kennis verwerven en verdiepen. KENNEN!
- Learning to live together - streven naar verdraagzaamheid en vrede door te beseffen dat we van elkaar afhankelijk zijn en samen moeten leven (socialisatie) SAMEN!
- Learning to be - leren om zelfstandig en verantwoordelijk te zijn (subjectwording) ZIJN!
(J. Delors, 'Learning- the treasure within', 1996)
Vanuit deze leidende principes kunnen wij helder richting geven aan onze missie en tevens een duidelijk kompas samenstellen dat richting geeft aan ons handelen, aan onze ambities binnen ons onderwijs en van betekenis zijn voor de cultuur en de inrichting van de organisatie.
Onze school ziet in dat op de 21ste eeuwse vaardigheden heeft gevolgen voor de deskundigheid van de leraren, voor ons aanbod, voor onze middelen (digitale leermiddelen) en onze organisatie (inclusieve didactiek en klassenmanagement). Het laatste aspect vraagt ook om een doordenking van de rol van de leraar, de rol van de leerling en de rol van de ouders/verzorgers.