Bron: <b>DUO</b><br />Vergelijkbare scholen: <b>basisscholen met een vergelijkbare schoolweging.</b><br /> <a href="https://achtergrondinformatie.vensters.nl/p/VenstersPO/6192449487635142" class="button button-link" target="_blank"><i class="fas fa-external-link-square-alt"></i> Achtergrondinformatie</a>">Bron
Het streefniveau is een hoger niveau dan het fundamenteel niveau. Het doel is dat zoveel mogelijk leerlingen eind groep acht het streefniveau bereiken. Op basis van de leerlingpopulatie op school wordt door de inspectie voor elke basisschool in Nederland apart bepaald hoeveel procent van de leerlingen het streefniveau moet halen. Dat percentage is de signaleringswaarde voor het streefniveau van de school.
In januari doen alle leerlingen van de groepen 3 t/m 8 de cito Midden (M) -toets. Na de cito M-toetsen volgt een analyse-studiedag. Tijdens deze studiedag kijkt het team van de Archipel naar de ontwikkelingen van de individuele kinderen, de groepen en de school. Dan worden de resultaten van de kinderen geanalyseerd. Door middel van deze analyse worden nieuwe plannen gemaakt voor de tweede helft van het schooljaar. Dit noemen wij de individuele handelingsplannen, ontwikkelperspectieven en groepsplannen op de gebieden rekenen, taal, spelling en lezen.
Vervolgens plant de leerkracht - al dan niet samen met de intern begeleider - hoe de plannen worden uitgevoerd. Krijgen de kinderen extra ondersteuning? Welke kinderen hebben extra hulp nodig? Waarom zijn de doelen nog niet behaald? Hoe krijgen de kinderen extra ondersteuning, wanneer en door wie?
Tijdens de lessen geeft de leerkracht extra ondersteuning aan individuele kinderen of kinderen in kleine groepjes. Ook kan het zijn dat ze extra oefentijd krijgen met een leerkrachtondersteuner, onderwijsassistent of extra instructie van de speciale leerkracht. Misschien is er juist extra uitdaging nodig. Dan kan het zijn dat de kinderen ondersteuning krijgen van de leerkracht van de Willie Wortelklas.
Vanaf groep 3 worden kinderen door ons Leerlingvolgsysteem (LVS) in hun ontwikkeling gevolgd. Elke leerling ontwikkelt zich anders. Het ene kind ontwikkelt zich in een constante lijn, terwijl het andere kind zich op het ene moment heel snel ontwikkelt, maar op het andere moment even stil staat. Er is geen 'normale' ontwikkeling te beschrijven. Door kinderen voor langere tijd te volgen, is er mogelijk te voorspellen op welk niveau de kinderen zich in de toekomst het best kunnen verder ontwikkelen als zij naar de middelbare school gaan. Maar ook op de middelbare school ontwikkelen kinderen zich weer verder. Een schooladvies blijft dus een complex gegeven.
In eind groep 6 en eind groep 7 worden er voorlopige schooladviezen gegeven. In groep 8 wordt het definitieve schooladvies vastgesteld. De leerkracht geeft het advies aan de hand van de ontwikkeling van het kind in de afgelopen jaren, maar bijvoorbeeld ook aan de hand van de werkhouding. Ook doet de leerling gedurende het schooljaar de doorstroomtoets. Aan de hand van deze gegevens kan het advies nog worden bijgesteld. Als school adviseren wij kansrijk.
In groep 8 krijgt elke leerling van de basisschool een advies voor het voortgezet onderwijs dat past bij het niveau van deze leerling. De leerling stroomt vervolgens door naar het voortgezet onderwijs. In het derde jaar wordt gekeken welk niveau de leerling werkelijk heeft vergeleken met het niveau van het schooladvies. Dit wordt vertaald naar drie categorieën: boven, op en onder advies. Bijvoorbeeld: een leerling met schooladvies vmbo-b die in het derde jaar op het vmbo-k zit, zit boven advies. En een leerling met schooladvies havo/vwo die in het derde jaar op het havo zit, zit op advies. Wanneer deze leerling in het derde schooljaar op het vwo zit, zit hij/zij boven advies.
Als uitgangspunten voor de waarden en normen op onze school gaan we uit van de drie basisbehoeften: relatie, competentie en autonomie. Waarden en normen vertalen we naar respect, acceptatie en verantwoordelijkheid. Dit geldt in de omgang tussen het team, de leerlingen en de ouders. Het team staat hierin model en laat dat zien in concreet gedrag.
De Inspectie van het Onderwijs onderzoekt minimaal één keer in de vier jaar het bestuur van een school. De inspectie kijkt dan of de kwaliteitszorg, de onderwijskwaliteit en de financiële zaken bij het schoolbestuur op orde zijn. Daarnaast bezoekt de inspectie een aantal scholen die bij het schoolbestuur horen en onderzoekt deze scholen nader. De gegevens van het laatste onderzoek van de inspectie zijn beschikbaar op de website van de onderwijsinspectie.